Naamregister", inbreuk had gemaakt op het recht, dat een ander
lid toekwam, tot gebruik van. een in het Naamregister ingeschreven
filmtitel.
Verschillende klachten, hoofdzakelijk betreffende het plaatsen
van advertenties, waarvan de inhoud strijdig werd geacht met de
waardigheid van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf wer
den afgedaan met een berisping, waarbij het Hoofdbestuur echter
in zijn brieven aan de aangeklaagden met grooten nadruk liet uit
komen, dat herhaling van deze voor het bedrijf schadelijke annon
ceeringen met gestrengheid zou worden gestraft.
Enkele klachten werden ter afdoening in handen van de Besturen
der betrokken plaatselijke- of provinciale afdeelingen gesteld.
Ten aanzien van een klacht tegen een lid-exploitant, dat geannon
ceerd had, dat iedere heer gratis een dame mocht medenemen",
stelde het Hoofdbestuur zich op het standpunt, dat het uitreiken van
gratis-plaatsbewijzen niet in overeenstemming is te achten met de
belangen van het bedrijf en in ieder geval in strijd geacht moet
worden te zijn met de strekking van het Bedrijfsbesluit inzake Film
levering aan Koopmanszaken, waarin immers de gratis-uitgifte van
plaatsbewijzen voor de bioscoop bij wijze van toegift op de bij de
koopmanszaken gekochte artikelen, veroordeeld wordt. In beginsel
besloot het Hoofdbestuur dan ook om t.z.t. aan de ledenvergadering
een concept-bedrijfsbesluit voor te stellen, waarin het uitreiken van
gratis plaatsbewijzen verboden zou worden.
Wat bovendien in enkele klachten over onwaardige advertentie
reclame weer opviel, was, dat verschillende exploitanten nog steeds
niet doordrongen zijn van het goede zakenbegrip, dat men zich bij
zijn reclame uitsluitend heeft te bepalen tot datgene wat men het
publiek heeft aan te bieden, en niet tot datgene wat een collega
meent te moeten doen om in zijn theater bezoekers te krijgen.
Van de ingekomen klachten waren er ook weer eenige van den
heer Voorzitter van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring,
die het Hoofdbestuur attendeerde op z.i. onbehoorlijke annoncee
ringen. Voorzoover deze klachten gegrond waren, nam het Hoofd
bestuur met erkentelijkheid hiervan kennis en werd tegen de aan
geklaagde leden opgetreden.
Ten aanzien van één dezer klachten kon het Hoofdbestuur zich
met de opvatting van den heer Voorzitter der Centrale Commissie
voor de Filmkeuring niet vereenigen. Het betrof hier een afbeelding
van een foto in een annonce, waarop naar de meening van het
Hoofdbestuur redelijk geen enkele aanmerking kon worden ge
maakt.
66