gesteld. Dit is reeds tot uitdrukking gekomen in de statutenwijzi
ging, welke door de algemeene ledenvergadering d.d. 25 April
1932 werd vastgesteld en waarbij o.m. bepaald werd, dat het
Hoofdbestuur uit een gelijk aantal leden-exploitanten en leden
filmverhuurders moet bestaan.
De Bondsvoorzitter schetste de taak van den Afdeelingsraad en
hij sprak het vertrouwen uit, dat deze Raad zijn taak zou weten
te verstaan en goede resultaten zou bereiken.
Bij schriftelijke stemming werden gekozen tot Voorzitter van
den Afdeelingsraad de heer Joh. M i e d e m a, tot Vice-Voorzit
ter de heer S. J. K i n s b e r g e n, tot Secretaris de heer A. H.
Boekraad en tot Penningmeester de heer W. K. G. van
R o y e n.
In den korten tijd van zijn bestaan is de Afdeelingsraad een in
stantie geworden, welke door het Hoofdbestuur zeer dikwijls ge
raadpleegd werd bij het nemen van bestuursmaatregelen en be
sluiten.
Activiteit der afdeelingsbesturen.
Ook met de verschillende afdeelingsbesturen is het contact in
geen jaren zoo innig geweest als in 1935.
Een respectabel aantal besprekingen tusschen het Hoofdbestuur
en de onderscheidene afdeelingsbesturen moge hiervan het bewijs
zijn.
Op 28 Januari had een bespreking plaats tusschen het Hoofdbe
stuur en het bestuur van de Afdeelingen Amsterdam, Rotterdam
en Den Haag inzake een zekere agitatie voor een rookverbod in
bioscopen.
Op 14 Januari was er een bespreking met de filmproducenten,
welke wel geen afdeeling vormen, doch niettemin een bepaalde
sectie in ons bedrijf uitmaken, betreffende een regeling met den
Rijksdienst voor de Arbeidsbemiddeling alsmede over het instellen
van een componistencontract.
Op 4 Februari werd geconfereerd met de Afdeeling Het Zuiden
over de kwestie „Filmfront".
Op 4 en 11 Februari hadden besprekingen plaats met alle afdee
lingsbesturen over de tijdelijke afsluiting van het bedrijf.
Op 23 April zijn in een vergadering met de afdeelingsbesturen
de plannen betreffende de herdenking van het 40-jarig bestaan
der cinematographie besproken.
80