afdeeling Filmverhuurders ingediend en waaraan deze Afdeeling
met het oog op de bescherming van de belangen harer leden bij
de functionneering van het Bondsbesluit groote waarde bleek toe
te kennen, geen meerderheid in de Bondsvergadering konden ver
werven.
Blijkens de uitlatingen der woordvoerders ter Bondsvergadering
was het tegenstemmen der meeste filmverhuurders niet gericht
tegen het vaststellen van dit Besluit, hetgeen trouwens duidelijk
was geaccentueerd in de verwerping van een motie in een te voren
gehouden vergadering der Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders,
waarmede enkele leden de uitspraak wilden uitlokken, dat een
Bondsbesluit als het onderhavige niet noodzakelijk zou zijn.
Werkzaamheden Commissie N. Z.
In zijn vergadering van 10 Maart d.a.v. benoemde het Hoofd
bestuur tot Voorzitter van de Commissie Nieuwe Zaken de heer
Mr. G. M. Greup, Secretaris van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Amsterdam. Tot leden der Commissie werden be
noemd de heeren: Ff. C. Barnstijn, Wassenaar; G. M. Th. Gielisse,
Scheveningen; J. W. de Groot, Rotterdam; A. Jansen, Deventer;
L. Katz, Amsterdam; Joh. Miedema, Deventer; R. Minden, Am
sterdam; P. van Twisk, Den Helder; C. van Willigen, Rotterdam;
J. de Wind, Amsterdam; G. H. Witmondt, Amsterdam; A. H. L.
Zümdick, Venlo. Ter vervanging van den Bondsdirecteur werd de
heer J. G. J. Bosman, assistent van den Bondsdirecteur, als secre
taris aan de Commissie toegevoegd.
Door bijzondere omstandigheden kon eerst op 31 Maart tot
benoeming van den Vice-Voorzitter worden overgegaan, in welke
hoedanigheid werd benoemde de heer Jhr. Dr. J. C. Mollerus, Secre
taris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Haarlem.
Op Donderdag 26 Maart vond in een bijeenkomst in de Bestuurs
kamer van het Bondsbureau de officieele installatie plaats van
vorenbedoelde Commissie door den Voorzitter van den Bond, den
heer D. Hamburger Jr.
In een uitvoerige rede releveerde de Bondsvoorzitter de voor
geschiedenis en de totstandkoming van het Nieuwe Leden- en
Zakenbesluit, schetste hij de taak van de zgn. Studie-Commissie
ingevolge het Bondsbesluit van 11 Februari 1935 en gaf hij een
uiteenzetting van de beteekenis van het nieuwe Besluit.
De Voorzitter vestigde in het bijzonder de aandacht op de om
standigheid, dat het Hoofdbestuur sedert het 17-jarig bestaan van
14