Officieel Orgaan, heeft pleiter geconcludeerd, dat het vonnis a quo
moest worden bevestigd.
Nadat de Advocaat-Generaal bij den Hoogen Raad, Mr. van
Lier, op Maandag, 10 Mei geconcludeerd had tot verwerping van
het beroep, hetwelk was ingesteld door den ambtenaar van het
O.M. te Leeuwarden, op grond, dat de bepaling van de politie^-
verordening der gemeente Westdongeradeel voor bioscoopvoor
stellingen geen toepassing meer kan vinden, nu in het onderwerp
dier bespaling voor wat betreft bioscoopvoorstellingen is voorzien
in de Bioscoopwet, zoodat de bepaling in zooverre van rechtswege
heeft opgehouden te gelden, heeft de Hooge Raad op 1 Juni d.a.v.
arrest gewezen, waarbij het cassatieberoep is verworpen, zonder
dat de Hooge Raad echter getreden is in de beantwoording van de
vraag, of het aankondigen van een openbare vermakelijkheid afhan
kelijk kan worden gesteld van een vergunning van den Burge
meester.
Ten aanzien van het ingestelde beroep werd o.m. overwogen:
dat art. 12 van de Verordening van Politie voor de gemeente
Westdongeradeel, vastgesteld door den Raad dier gemeente den
30 Juli 1920 en laatstelijk gewijzigd den 2 Mei 1927 luidt (aan
hef en onder a):
„Het is verboden zonder vergunning van den Burgemeester:
a. een voor het publiek toegankelijke muziekuitvoering, tooneel-
of andere voorstelling, danspartij, billardpartij, kaartspelpartij,
domineer-, dam- of schaakwedstrijd, voordracht, kaatspartij of
dergelijke openbare vermakelijkheid, aan tekondigen, te houden of
daaraan op eenigerlei wijze deel te nemen, te geven of in zijn huis
of op zijn erf of terrein toe te laten;
dat. waar door de met ingang van 1 Maart 1928 in werking
getreden Bioscoopwet in het onderwerp van het geven in het open
baar van bioscoopvoorstellingen is voorzien, de onderhavige bepa
ling van de verordening voor de gemeente Westdongeradeel, voor
zooveel betreft voor het publiek toegankelijke bioscoopvoorstellin
gen, ingevolge art. 195 der Gemeentewet met ingang van 1 Maart
1928 van rechtswege heeft opgehouden te gelden, en dus op het
bewezenverklaarde geen toepassing kan vinden;
dat, nu het bewezenverklaarde ook niet elders is strafbaar ge
steld, het ontslag van rechtsvervolging wat er zij van 's Kan
tonrechters gronden en de bestrijding daarvan door den requirant
in elk geval terecht is gegeven, zoodat het voorgestelde middel
buiten beschouwing kan blijven en het beroep moet worden ver
worpen."
54