waardig streven, dat slechts aan de beoefening van en de waar deering voor de filmkunst ten goede kan komen. Dit sluit echter in, dat de Centrale zich dan ook uitsluitend te bepalen heeft tot deze films, dus tot de films, gelijk bedoeld in artikel 1, lid 2, 2e der Bioscoopwet. Blijkens de practijk begeeft zich de Vereeniging echter ook op het gebied van de groote speelfilms, meer in het bijzonder van die speelfilms, welke artistiek van groote waarde zijn. De Centrale stelt zich n.1. op het standpunt, dat dergelijke films als cultureele films moeten worden beschouwd. Op deze wijze zouden eigenlijk, in aanmerking genomen het huidig niveau van de Film, de meeste groote speelfilms als cultureele films kunnen worden aangemerkt. Dit standpunt van de Cultuurfilmcentrale is onjuist, hetgeen voldoende bewezen wordt door de selectie, welke de Centrale Commissie voor de Filmkeuring maakt en waarbij de speelfilms in kwestie geenszins het etiket van cultureel ontvangen. Ook is het de vraag, of het tot de taak van de Cultuurfilm centrale behoort, dat door 'haar bemiddeling films worden vertoon in sanatoria en diverse gestichten of adviezen worden gegeven met betrekking tot de inrichting van cabines of andere technische aan gelegenheden. Het ligt voor de hand, dat de Centrale hier treedt op het gebied van het bedrijf. De verschillen, welke als gevolg van de werkwijze der Cultuur filmcentrale den Bond en deze Centrale verdeeld houden, zijn in het afgeloopen jaar acuut geworden. Meermalen is dezerzijds ge poogd om te komen tot een goede verstandhouding en wij hopen nog steeds, dat deze goede verstandhouding mogelijk zal zijn. Keert de Vereeniging echter niet terug tot haar oorspronkelijk doel, dan laat het zich aanzien, dat de relaties vertroebeld zullen worden en moeilijkheden op den duur niet zullen kunnen uitblijven. 61

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 61