duidelijk beeld ophangen van den toestand over het afgeloopen verslagjaar. Vergeleken bij 1936 vertoont het bioscoopbedrijf in Amsterdam over dit verslagjaar een vermindering van recettes met 1,8 een vermindering van den gemiddelden entreeprijs van 46,28 op 44,82 cent, of met bijna 3 Rotterdam een vermindering in ontvangsten met ruim 1 en een verbetering van den gemiddelden entreeprijs van 41,5 op 42,5 cent, dit is dus met ca. 2,5%; 's-Gravenhage een vermeerdering van ontvangsten met 4,8% en een vermindering van den gemiddelden entreeprijs van 52,2 op 50 cent, dit is dus ca. 4,2 Utrecht een vermeerdering van ontvangsten met ca. 3 en een vermindering van den gemiddelden entreeprijs van 54,9 op 52,7 cent of wel met 4,7%. Moesten wij het vorig jaar reeds constateeren, dat ondanks een constante progressie van het bezoekersaantal de ontvangsten sedert 1932 sterk, ja bijna buiten iedere verhouding waren teruggeloopen, ook de cijfers van dit verslagjaar wijzen al evenmin op een ver andering ten goede. Zij demonstreeren duidelijk, dat de lichte opleving, waarvan het bedrijfsleven sedert September 1936 en in de eerste helft van 1937 heeft geprofiteerd, aan het film- en bioscoopbedrijf totaal voorbij is gegaan. Erger nog, in Amsterdam en Rotterdam zette de teruggang in ontvangsten zich voort en in Amsterdam, Den Haag en Utrecht is de gemiddelde entreeprijs opnieuw gedaald, hetgeen erop wijst, hoe de geschokte financieele draagkracht van het publiek, welke geen gelegenheid heeft gekregen zich te herstellen, zich bij onze leden nog steeds gevoelig doet gelden. De lichte stijging van ontvangsten, welke zich in Utrecht voor doet, staat allerminst in verhouding tot het stijgend bioscoopbezoek, waarin deze gemeente zich mag verheugen en in Amsterdam is er zelfs achteruitgang van ontvangsten, ondanks een geringe vermeer dering van het aantal bioscoopbezoekers. De voortdurende vermindering van ontvangsten wordt voor ons bedrijf langzamerhand een probleem, dat tot ernstig nadenken stemt. Opvallend is het, dat zij geenszins te wijten is aan een vermin derde belangstelling voor de bioscoop. Integendeel! De aantrek kingskracht van de film is ongebroken en zoo mogelijk sterker geworden. Wanneer wij de statistische gegevens van de groote gemeenten nader onder het oog zien, dan blijkt, dat minstens ca. 70 van het uitgaand publiek de bioscoop bezoekt. 6

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 6