nieuwe combinatie gekomen, die het patent met toestemming van het Hoofdbestuur, dat bepaalde condities had gesteld, heeft over genomen. Uit de koopsom werd een schadevergoeding betaald aan den hiervoren bedoelden filmfabrikant. De in het jaarverslag over 1936 bedoelde Weensche zaak heeft in 1937 een pendant gevonden. Ook thans weer waren er ernstige kwesties tusschen Weensche filmfabrikanten en Nederlandsche filmkoopers gerezen met betrekking tot nieuw te vervaardigen Paula Wessely films. Nadat een zeer grondig onderzoek ingesteld was, kwam evenwel vast te staan, dat de klachten, welke te dezer zake van een der leden waren vernomen, overdreven waren, en dat het zelfs te betwijfelen viel, of het betreffende lid wel aanspraak op een der te vervaardigen Wessely films zou kunnen doen gelden. Nadat eenige vertegenwoordigers van de belangrijkste Weensche firma's de zaak in Amsterdam hadden besproken, bleek het mogelijk te zijn ook deze kwesties door middel van een minnelijke schikking, welke allen betrokkenen voldoening schenk, uit de wereld te helpen. Bij een der internationale kwesties heeft het Hoofdbestuur ook samengewerkt met den nieuw opgerichten Nederlandsch-Indischen Bioscoop-Bond, wiens bemiddeling wij hebben gevraagd om te voorkomen, dat een nieuwe Nederlandsche film in handen zou komen van een Indische onderneming, die haar verplichtingen tegenover onderscheidene leden van den Bond niet was nagekomen. Door de wijze, waarop de verkoop van de betreffende film echter tot stand was gekomen, bleek het niet mogelijk de exploitatie ervan in Nederlandsch-Indië verder te beletten, althans niet zonder een der leden van den Bond ernstig te benadeelen. Een andere klacht, waarbij weer eens bleek, dat sommige film producenten in groote landen zeer lichtvaardig oordeelen over hun afspraken en overeenkomsten met hun afnemers in kleinere landen, had betrekking op het ter distributie in Nederland afstaan van een bepaalde filmproductie, ten aanzien waarvan getracht werd reeds definitief afgesloten films naar een volgende productie over te hevelen. De interventie van het Hoofdbestuur heeft dit plan onmid dellijk den kop in weten te drukken. Een klacht van gelijken aard had betrekking op de exploitatie van een bepaalde serie teekenfilms, die jarenlang door een bepaalden filmverhuurder in Nederland waren uitgebracht, maar die, doordat de teekenaar in dienst van een anderen buitenlandschen filmpro ducent was getreden, in handen van een ander Nederlandsch film verhuurkantoor was gekomen, met het gevolg, dat gelijktijdig twee 85

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 85