series van dezelfde soort teekenfilms in Nederland aan de markt
zouden komen. Ter bescherming van de belangen van het bedrijf
heeft het Hoofdbestuur bepaald, dat de nieuwste serie van deze
teekenfilms niet eerder in Nederland mag worden uitgebracht, dan
nadat de vorige serie ten minste een vol seizoen in omloop zal zijn
geweest.
Een eigenaardig geval deed zich voor, toen een buitenlandsche
filmverkooper, die aan een Nederlandschen filmimporteur een film
op percentage-basis zonder garantie had verkocht, zich erop beriep,
dat degene, die in zijn opdracht de overeenkomst had onderteekend,
daartoe niet gerechtigd was. De buitenlandsche filmverkooper
meende daaraan het recht te kunnen ontkenen geheel nieuwe con
dities aan den Nederlandschen importeur te stellen. Het Hoofd
bestuur heeft den buitenlandschen verkooper onder het oog ge
bracht, dat hij ook aansprakelijk is voor de daden van zijn personeel
en dat hij derhalve het betreffende contract, dat daadwerkelijk is
tot stand gekomen, zal moeten honoreeren.
Een kwestie, die nog al veel stof heeft doen opwaaien, had be
trekking op het in een der Indische dagbladen gepubliceerd inter
view van den heer A. W. Th. Burger, den directeur van het Alge
meen Nederlandsch-Indisch Film Syndicaat te Batavia, waarin deze
zich op denigreerende wijze uitliet over het contract tusschen de
N.V. Filmfabriek Profilti te Den Haag met de Anif. Het Hoofdbe
stuur stelde zich op het standpunt, dat, aangezien de Vice-Voorzit
ter van den Bond directeur van Profilti is, het prestige van den Bond
bij deze zaak was betrokken, weshalve het de Anif heeft voorgesteld
uit onpartijdige menschen een z.g. eere-raad samen te stellen, die
zou hebben uit te maken, of de heer Burger gerechtigd was zich op
de voren aangeduide wijze uit te laten over het contract Profilti
Anif.
Men is echter op dit voorstel niet ingegaan en heeft den Bond
verwezen naar den burgerlijken rechter. Het behoeft geen betoog,
dat deze houding van den Anif-directeur groote bevreemding heeft
gewekt. Het getuigt in ieder geval niet van veel karakter eener-
zijds wel beschuldigingen te uiten, maar anderzijds geen verant
woordelijkheid daarvoor te durven dragen.
Twee maal heeft zich in 1937 het geval voorgedaan, dat de
exploitatie van een permanente bioscoop dreigde te worden stop
gezet, doordat de rechthebbende op het gebouw, waarin de bioscoop
gevestigd was, onredelijke eischen bleef stellen aan den exploitant
van dat gebouw. In een der gevallen is het Hoofdbestuur erin ge
slaagd ter vervanging van het expireerend huurcontract een nieuw
86