appellant verzonden, een der beide door de Bioscoopwet vereischte grondslagen vormt, waarop het onderwerpelijke schorsingsbesluit berust; dat eene juiste interpretatie van de desbetreffende wetsbepaling tot de conclusie moet leiden, dat zoodanige waarschuwing slechts dan als grondslag voor een schorsingsbesluit mag worden aange nomen, indien het feit, ter zake waarvan zij werd verzonden, inder daad eene overtreding van de wettelijke voorschriften heeft opge leverd, zoodat eene waarschuwing, verzonden naar aanleiding van een feit, dat niet als eene schending van eenige ingevolge de Bio scoopwet of de betreffende vergunning op den ondernemer rustende verplichting is te bestempelen, niet als grond voor eene schorsing der vergunning kan gelden; dat bij aanvaarding van eene tegenovergestelde opvatting het beroeprecht bij artikel 13 aan belanghebbenden verleend, in alle gevallen, waarin wel de tweede, doch niet de eerste overtreding is komen vast te staan, volkomen illusoir zou worden, hetgeen be zwaarlijk als oogmerk van den wetgever kan worden beschouwd; dat aldus bovendien de in artikel 11 neergelegde bedoeling van den wetgever, dat een besluit tot schorsing eerst zal kunnen wor den uitgevaardigd, indien de bij of krachtens de wet gestelde voor schriften binnen een tijdsverloop van S jaren ten minste twee malen zijn overtreden, gemakkelijk zou kunnen worden verijdeld door, ook zonder dat in feite eene overtreding van bedoelde voorschriften heeft plaats gehad, eene schriftelijke waarschuwing aan de vergun ningshouders te zenden, in welk geval reeds bij eene eerste over treding schorsing van de vergunning zou kunnen volgen; dat op grond van het vorenstaande geen andere gevolgtrekking mogelijk is, dan dat eene juiste beoordeeling van het onderwerpe lijke beroep medebrengt, dat tevens wordt getreden in eene beoor deeling van de rechtmatigheid der op 20 November 1935 aan appel lant gezonden waarschuwing, hetgeen te meer klemt, nu, gelijk bij de mondelinge behandeling van deze aangelegenheid ten overstaan van hun College is gebleken, het Hoofdbestuur van den Nederland- schen Bioscoop-Bond, te dezer zake te hulp geroepen, reeds bij schrijven van 6 December 1935 tegen deze waarschuwing bij het gemeentebestuur heeft geprotesteerd; Overwegende, dat bedoelde waarschuwing werd gezonden ter zake van het feit, dat appellant in het te Beverwijk verschijnende blad „Kennemerland" van 1 November 1935 eene advertentie heeft doen plaatsen als reclame voor de vertooning van de film „The kid from Spain", in welke advertentie eene afbeelding voorkwam, die niet door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring was toe gelaten; 152

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 151