ters zou worden medegedeeld, dat de in artikel 19 der Bioscoop wet voorkomende woorden: „openbare orde" een zuiver feitelijke beteekenis hebben, m.a.w., dat indien eenmaal een film door de Centrale Commissie is toegelaten, de vertooning van zulk een film door de Burgemeesters slechts dan kan worden verboden, indien zich kennelijk omstandigheden voordoen, waardoor van de ver tooning der film verstoring van de openbare orde te duchten is. Het antwoord van den Minister op de dezerzijds gezonden brie ven was echter teleurstellend. Naar aanleiding van het geval Alphen aan den Rijn, waarom trent het Hoofdbestuur nog een onderhoud heeft gehad op het Departement van Binnenlandsche Zaken, gaf de Minister als zijn meening te kennen, dat het voor de Regeering aanbeveling ver diende de eventueele toepassing van artikel 19 in de practijk ver der af te wachten, en tevens, dat, indien mocht blijken, dat aan het artikel een onjuiste toepassing zou worden gegeven, de Re geering zich nader zou beraden over de vraag, in hoever er aan leiding was de Burgemeesters op de toepassingmogelijkheden van het artikel te wijzen. Wat Dokkum betreft, gaven de daaromtrent ingewonnen amb telijke berichten den Minister geen aanleiding het verzoek van het Hoofdbestuur in te willigen om de Burgemeesters der onder scheidene gemeenten aanwijzingen te geven nopens de toepassing van artikel 19 der Biocoopwet. Het Hoofdbestuur kon met deze weinig positieve antwoorden van den Minister geen vrede hebben, vooral niet, omdat artikel 19 nu eenmaal beschouwd moet worden, zooals in het Officieel Or gaan van den Bond uitvoerig is uiteengezet, als een der belang rijkste bepalingen van de Bioscoopwet. Dat men niet langer stil mocht zitten bleek duidelijk uit hetgeen zich vervolgens in de ge meente Montfoort afspeelde, waar de Burgemeester een groote reizende bioscooponderneming met het oog op eenige filmvoor stellingen in die gemeente liet weten, dat het gemeentebestuur zich op het standpunt stelde, dat een film, die door de Centrale Commissie voor de Keuring van Films en de Katholieke Film centrale toelaatbaar is verklaard voor personen boven achttien jaar, in het algemeen niet geschikt is voor een kleine plaats. De Burge meester voegde hieraan toe, dat hij zich met dit standpunt vol komen kon vereenigen. Het Hoofdbestuur heeft, mede in verband met de weinig posi tieve houding, door den Minister in de onderhavige aangelegen- 55

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 56