streeks, hetzij door bemiddeling van hun nationale organisatie, ter
verdediging en exploitatie in Nederland hebben toevertrouwd aan
appellante, aan wie bij beschikking van den Minister van Justitie
van 24 Maart 1933, bij uitsluiting van elk ander, toestemming is
gegeven voor het als bedrijf verkenen van bemiddeling in zake
muziekauteursrecht;
dat derhalve toestemming van appellante noodig is, indien bij de
vertooning van geluidfilms, de daarin opgenomen muziekwerken,
die behooren tot het boven omschreven repertoire van appellante,,
in het openbaar worden ten gehoore gebracht;
dat geïntimeerde exploiteert het „City Theater" aan den West
singel Nos. 7a en b, het „Rembrandt Theater" aan de Langestraat
No. 127 en het Grand Theater" aan de Snouckaertlaan No. 4, alle
te Amersfoort, in welke theaters bij de vertooning van geluids
films de daarbij behoorende muziek in het openbaar wordt ten
gehoore gebracht;
dat het tot den rechtsplicht van geïntimeerde behoort er voor te
zorgen, dat bij het vertoonen van geluidsfilms in haar theaters, de
aan appellante toevertrouwde bovenomschreven uitvoeringsauteurs
rechten, rustende op muziek opgenomen in geluidsfilms, worden
gerespecteerd;
dat toch de installatie of installaties, waarmede in geïntimeerdes
theaters bij de vertooning van geluidsfilms in het openbaar muziek
ten gehoore wordt gebracht, bediend wordt (en) door een persoon
of personen, voor wier daden geïntimeerde aansprakelijk is, in ieder
geval deze installatie of installaties staan onder de heerschappij
van geïntimeerde en deze het in haar macht heeft te beletten, dat
bij het hiermede ten gehoore brengen van muziek eens anders
rechten worden gekrenkt;
dat geïntimeerde haar bovenomschreven rechtsplicht echter ver
waarloost en daarbij klaarblijkelijk handelt in opdracht van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond, die aan al zijn leden heeft ver
boden met appellante in contractueele relatie te treden voor het
verkrijgen van toestemming tot het in het openbaar ten gehoore
brengen van door appellante beschermde muziekwerken bij de ver-
tooning van geluidsfilms;
dat alhoewel geïntimeerde daarvoor geen toestemming bezat
in het door haar geëxploiteerd wordende „City Theater voor
noemd tijdens de voorstellingen van 8 tot en met 13 Juli 1938 bij de
vertooning van de geluidsfilm „Om de Heerschappij der Zee"
(oorspronkelijke titel „Fire over England"), de in die film opge-
120