voorkomende rechtsoverwegingen, welke in het kort hierop neer
komen, dat de Rechtbank na overneming van het gevoelen van de
meerderheid der deskundigen de bedoelde clausule aldus leest, dat
partijen zich daarmede hebben aangesloten bij de vaste gewoonte
in Engeland, dat wat er ook moge zijn van den aard en om
vang der rechten op filmmuziek, die verkregen worden door de
filmmaatschappijen krachtens de contracten met hun componisten
deze laatste vrijgelaten worden om aanspraak te maken op een
aandeel in de vergoedingen, welke de bioscoopexploitanten te beta
len hebben voor de hun door de Performing Rights Society krach
tens een welbekend en sedert lang gevestigd gebruik in Engeland
verleende vergunning voor de openbare uitvoering van muziek in
bioscopen op welke manier ook, waarna de Rechtbank vaststelt dat
het door Buma gepretendeerde recht van veel verder strekking is,
waarvoor echter geen rechtsgrond in het meergenoemde contract
van 11 Augustus 1936 aanwezig is, immers artikel 3 van dit con
tract daarentegen inhoudt de obligatoire verplichting van Addinsell
tegenover Pendennis om aan de toekomstige exploitatie van de nog
in voorbereiding zijnde film geen bezwaren in den weg leggen op
grond van eenig hem toekomend auteursrecht en zich tevreden
te stellen met het recht ,,to collect the little performing right fees";
Overwegende, dat Buma tegen voornoemde drie vonnissen, is
gekomen in appèl bij exploit van dagvaarding van 8 Juli 1939,
daartegen drie grieven heeft aangevoerd en heeft geconcludeerd,
dat het den Hove behage te vernietigen de vonnissen onderschei
denlijk den derden November 1900 acht en dertig, den vijfden
Januari 1900 negen en dertig en den twee en twintigsten Juni 1900
negen en dertig door de Arrondissements-Rechtbank te Utrecht,
Enkelvoudige Kamer voor de behandeling van Burgerlijke Zaken,
tusschen partijen gewezen, waarvan hooger beroep en opnieuw
rechtdoende bij arrest, wat betreft de hieronder sub 3 gevraagde
veroordeeling, uitvoerbaar bij voorraad en niettegenstaande cas
satie:
Ie. te verklaren, dat de bij inleidende dagvaarding beschreven,
handelingen van geïntimeerde, bestaande in het zonder toe
stemming van appellante bij de vertooning van de geluidsfilm
,,Fire over England" in het openbaar ten gehoore brengen
van de in die film opgenomen muziekwerken van den Engel-
schen componist Richard Addinsell, welke muziekwerken be-
hooren tot het repertoire van appellante, en wel tijdens de
voorstellingen van 8 t/m 13 Juli 1938 in het door geintimeerde
geëxploiteerd wordende „City Theater" aan den Westsingel
Nos. 7a en b te Amersfoort, zijn onrechtmatig;
2e. Geintimeerde op te dragen te verhinderen, dat bij de vertoo
ning van geluidsfilms, met behulp van een installatie of instal-
127