ken, deze in vele gevallen niet kan losmaken van het groote
maatschappelijke geheel, waarvan wij slechts een onderdeel vor
men. Het Hoofdbestuur kan getuigen, dat deze houding in de
afgeloopen 20 maanden bij de Overheid v/aardeering heeft ge
vonden en tevens aan de adviezen, welke er dezerzijds gegeven
zijn, het noodige gezag heeft verleend.
Er zijn ongetwijfeld gevallen voorgekomen, waarbij van den
kant van het Hoofdbestuur water in den wijn is gedaan en waar
bij verplichtingen zijn geaccepteerd, die men onder normale om
standigheden misschien minder gaarne op zich zou hebben ge
nomen. Daar tegenover staat, dat de Bioscoop-Bond practisch
in alles wordt gekend, wat het filmwezen regardeert en dat op
deze wijze langs den rustigen weg van overleg en met de over
tuigingskracht van behoorlijke argumenten ten behoeve van
de bedrijfsgenooten wel eens dingen zijn bereikt, die in het an
dere geval zeer zeker niet zouden zijn bereikt of wel na den noo-
digen strijd met alle onaangename bijkomstigheden van dien.
Wanneer dan ook het Hoofdbestuur bepaalde maatregelen of
besluiten heeft genomen en daarbij gewaagd heeft van voor
overleg met regeeringsinstanties zonder op dit overleg nader
in te gaan, dan was het, omdat dit College, nadat het eenmaal
zijn besluit genomen had, daarvoor uitsluitend en alleen de ver
antwoordelijkheid wenschte te dragen, voor zoover zulk een
maatregel althans het Hoofdbestuur competeerde.
Een beroep op bepaalde adviezen, op uitlatingen tijdens ter
zake gevoerde conferenties of op desbetreffende verklaringen
van overheidsinstanties, heeft het Hoofdbestuur nimmer willen
doen. Daarom zal men ook thans geen overzicht aantreffen van
de zeer vele besprekingen, welke in de afgeloopen 20 maanden
op de Departementen zoowel als op het Bureau van den Neder-
landschen Bioscoop-Bond tusschen overheidsinstanties en ver
tegenwoordigers van het Hoofdbestuur hebben plaats gevonden.
Zooals een ieder duidelijk zal zijn liep het contact met de
Overheid in hoofdzaak over de Ministeries van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen, Financiën, Binnenlandsche Zaken en
Economische Zaken.
Gaarne zij hier erkend, dat ook al liepen de opvattingen meer
malen uiteen, in het algemeen begrip werd ontmoet voor de
vraagstukken, waarvoor het filmwezen zich bij voortduring spe
cifiek ziet gesteld. Daarbij is men er zooveel als mogelijk was
van uitgegaan, dat den Nederlandschen Bioscoop-Bond veilig
verschillende taken, min of meer het algemeen belang rakende,
konden worden opgedragen en rechtstreeksche overheidsbe-
22