van de M.P.E.A. Inc. aan de Nederlandsche pers heeft gedaan,
hebben de gezamenlijke bioscoopondernemingen van Nederland
in het geweer geroepen.
In een achttal vergaderingen, die gehouden zijn in Amster
dam, Deventer, Groningen, Den Haag, Roermond en Rotterdam,
waarvoor ongekende belangstelling bestond, hebben de acht
afdeelingen eensgezind een voor de leden en de afdeelingen
bindend besluit genomen, dat hierop neerkomt:
„Overwegende:
dat door publicaties in de buitenlandsche pers een onware
voorstelling is gegeven van den gang van zaken in het Neder
landsche film- en bioscoopbedrijf, met name in een artikel van
den heer S. Harris en in een verklaring van den heer F. Allport,
waarin o.m. wordt gesuggereerd, „dat dit bedrijf aan de dicta
tuur eener minderheid is overgeleverd";
dat eenige Nederlandsche filialen van Amerikaansche onder
nemingen zonder opgave van redenen het lidmaatschap van den
Bond hebben opgezegd, desgevraagd naar de beweegredenen
niet hebben geantwoord en door middel van den vertegenwoor
diger eener inmiddels gevormde trustee hebben verklaard op
dit lidmaatschap geen prijs te stellen en iederen vorm van sa
menwerking met den Bond af te wijzen; z
Gezien
het bepaalde sub art. 4 A. van het Bedrijfsreglement op de
Lijst van Geen Bezwaar, alsmede van het bepaalde sub artt. 6
en 21 van het Uniform Reglement van de Provinciale en Plaat
selijke Afdeelingen van Exploitanten;
Besluit
a. de tot dusverre door het Hoofdbestuur ter zake gevolgde
gedragslijn zonder voorbehoud goed te keuren en dit College
iederen steun te geven, welke het verder bij de uitvoering
van zijn taak mocht noodig hebben;
b. niet alleen het bepaalde sub art. 4 A. van het Bedrijfsregle
ment op de Lijst van Geen Bezwaar stipt na te leven, ten
aanzien van de naleving hiervan vanwege het Hoofdbestuur
te verlangen een streng toezicht en gereede bestraffing bij
overtreding, maar tevens vanaf heden met de in den aanhef
bedoelde onderneming (en) of met haar vertegenwoordigers
48