1 geschil door een filmverhuurder contra zijn bedrijfsleider;
2 geschillen door een bedrijfsleider contra zijn werkgever, een
filmverhuurder.
Van de 33 aanhangig gemaakte geschillen werden er 10 voor
de zitting ingetrokken, terwijl in 12 gevallen tijdens of na de
zitting een schikking werd getroffen, waardoor geen uitspraak
noodzakelijk was.
Vier geschillen werden om verschillende redenen tot nu toe
niet behandeld.
In 7 geschillen werd tenslotte uitspraak gedaan, waarvan één
voorloopige uitspraak, in welk geval later eveneens een schik
king tot stand kwam.
In tegenstelling tot het vrij groote aantal betalingsgeschil
len dat vóór den oorlog plaats vond, werden in 1945 en 1946 in
totaal slechts 4 dergelijke geschillen aanhangig gemaakt. In
slechts één geval, betrekking hebbende op de betaling van
tijdens den oorlog in bruikleen afgestane technische apparaten,
werd uitspraak gedaan en werd gedaagde veroordeeld, de waarde
van de apparaten in kwestie te vergoeden. Van de overige ge
schillen had het meerendeel betrekking op de afwerking van
meestal oude contracten en op de doorzending van films.
In een geschil tusschen een exploitant en een Amerikaansch
filmverhuurkantoor betreffende de levering van een tweetal vóór
den oorlog gecontracteerde films, werd het filmverhuurkantoor
conform den eisch veroordeeld tot levering van beide films
onder verbeurte van een aanzienlijke dwangsom per film en per
week voor iedere week, dat met de levering van deze films in
gebreke werd gebleven. Dit vonnis werd voornamelijk geba
seerd op het ter zake bepaalde in het Pilmdistributiebesluit van
den Nederlandschen Bioscoop-Bond dd. 15 Mei en 11 September
1945.
Inzake een geschil tusschen een filmverhuurder contra een
exploitant, betrekking hebbende op te late doorzending van een
film, werd de exploitant, die de film in kwestie niet tijdig had
ontvangen, als getuige opgeroepen. Bij de behandeling kwam
vast te staan, dat gedaagde had gepoogd de schade zooveel mo
gelijk te beperken, doch dat de exploitant, die de film moest
ontvangen, hieraan niet voldoende had meegewerkt. Om deze
reden werd gedaagde in de helft van de door de te late aankomst
der film ontstane schade veroordeeld, terwijl de Commissie als
haar oordeel uitsprak, dat de andere helft dezer schade door den
69