de Fransche filmweek, die in Juni 1946 is gehouden.
Verder zij herinnerd aan het bezoek, dat in September 1946
het Bestuur van de Vereeniging der Kinemabestuurders van
België aan het Hoofdbestuur heeft gebracht, waarbij dit College
gelegenheid had om de werkzaamheden van den Bond volledig
uiteen te zetten. De Belgische bestuurders waren hiervan zeer
onder den indruk en hebben ons verklaard, niets liever te wen-
schen dan de Belgische organisatie op dezelfde leest te schoeien,
in nauwe samenwerking met het Hoofdbestuur van den Bond.
Mogelijk is in dit opzicht in het raam van de Nederlandsch-Bel-
gische samenwerking een belangrijke taak voor het Hoofdbe
stuur weggelegd.
Van de zijde der Zwitsersche organisatie is een verzoek tot
het Hoofdbestuur gericht om zijn medewerking te verleenen
aan de vestiging van een internationale organisatie op film
en bioscoopgebied. Het Hoofdbestuur heeft aan dit verzoek zeer
gaarne voldaan en zal op dit punt ongetwijfeld te zijner tijd
nader met een aantal organisatiebesturen van gedachten wis
selen.
Eveneens is er veel contact geweest met vertegenwoordigers
van de buitenlandsche gezantschappen bij het Nederlandsche
Hof. Tijdens de Fransche week waren de Voorzitter, de Vice-
Voorzitter alsmede de Directeur van den Nederlandschen Bios
coop-Bond, de gast van den Franschen Ambassadeur en zaten
zij mede aan, aan een lunch te zijnen huize.
Op uitnoodiging van de Fransche regeering hebben vertegen
woordigers van den Bond deelgenomen aan het Filmfestival te
Cannes. De Nederlandsche filmindustrie was hier op bescheiden
wijze vertegenwoordigd met een aantal korte films, bestaande
in een speciaal voor deze gelegenheid samengesteld journaal en
eenige documentaires.
Het is de overtuiging van het Hoofdbestuur, dat, zoodra de
organisatie met haar binnenlandsche problemen gereed is, d.w.z.
zoodra de Bond in zijn naoorlogschen vorm stevig op de beenen
staat, krachtig zal moeten worden gestreefd naar een geregeld
internationaal contact en naar internationaal organisatorisch
overleg op sommige punten.
Het is een voldoening voor ons, dat de filmwereld in het
buitenland, die vóór den oorlog slecht was georganiseerd, hoe
langer hoe meer vereenigd is en dat onze opvattingen omtrent
filmrecht en filmhandel in velerlei opzicht door de buitenland
sche collega's worden gedeeld. Het is te betreuren, dat in som
mige landen door allerlei omstandigheden de bemoeienis van de
88