- 2 - Eerst veel later werd de Bioscoop-Bond van de zijde ofnAÏSlgde instanties medegedeeld, dat voor het jaar 1947/1948 .op een zelfde kwantum kon v/orden gerekend als net jaar tevoren, Tevens werden toen de gebruikelijke machtigingen aan de Bond verleend. Een beschikking"van de Minister van Onderwijs zoals deze gegolden had voor de periode van 1 September 1946 tot 1 September 1947, houdende een regeling ten aanzien van de import van films en haar vertoning en van het begeer van en de controle op het daarvoor beschikbaar gestelde betalingscontingent, is voor dit jaar achterwege gebleven. Het Hoofdbestuur had inmiddels aan ae Ledenraad van de Bond voorstellen gedaan tot het uitvaardigen van een bedrijfsbesluit inzake de Uitvoering ener De xezenregeling, hierop neerkomende dat per half jaar niet meer dan 16 Amerikaanse en 12 niet-Amerikaanse hoofd- lilms mochten v/orden vertoond. Voor het overige waren de bestaande condities voor zoveel als mogelijk gehandhaafd. Dit voorstel werd op 25 Augustus door de Ledenraad goed gekeurd en diens besluit bij circulaire van 27 Augustus aan de leden medegedeeld. Het trad in werking op 29 augus tus en heeft een looptijd van 52 weken. Hoewel te voorzien was dat met de verkregen toewijzing aan dollars geen 32 Amerikaanse weken zouden kunnen worden betaald, heeft men nochtans de se 32 weken als economisch minimum noodzakelijk geacht. Bij de vaststelling van het aantal weken was na drukkelijk rekening gehouden met eer: reserve van reeds betaalde films en een terugloop in ae recettes. Hoewel het.Hoofdbestuur zich bewust is dat de moei lijkheden, welke de beperking uit hoofde van de deviezen- nood aan het bedrijf opgelegd, niet gering zijn, meent het nochtans dat het door de getroffen regelingen er in ge slaagd is een billijke distributie en een redelijke exploitatie-mogelijkheid gewaarborgd te hebben. Een tweede vraagstuk dat reed£ in het begin van 1947 de volledige aandacht van het Hoofdbestuur opeiste was dat van de vermakelijkheidsbelasting. Het was het Hoofdbestuur bekend, dat men in verb; nd met de verhoogde belangstelling voor de film en de daarmede verband houdende stijging van omzetten in regeringskringen naar middelen uitzag om de inkomsten uit de vermakelijkheidsbelasting te verhogen. In het Bondsorgaan van 20 Februari 1947 hebben wij gepubli-» ceerd d: t het de Tweede Kamer ter overweging aangeboden ontwerp ,an Wet "Belastingherziening 1947", hetwelk in T1o?nrrstu^ 8 ',¥jvj-igingen in het besluit op de omzetbelasting 1940" onder letter D na hoofdstuk 2 een hoofdstuk 2a bevatte betreffende de weeldebelasting, welke voor bioscoop voorstellingen volgens artikel 10a 2 door de Minister kon worden geheven naar een percentage van ten hoogste 25. Met ingang van 1 Juli 1947 is hierin een wijziging voorge steld welke neerkwam op een fixering van dit percentage 'op 25. Een weeldebelasting dus op filmvoorstellingen van 25c/o~ met het karakter van omzetbelasting naast de bestaande ver makeli jkheidsbelasting, welke in het algemeen neerkwam op een heffing van 20l/ó.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1947 | | pagina 2