bij de Regering en evenmin bij een deel van de gemeentelijke Over
heid weerklank vinden. De Minister verklaarde in de Kamer, dat
zulks voor de regering te gecompliceerd zou zijn en centraal niet
mogelijk, maar dat het de gemeenten vrij stond zulks te doen. En
hoewel ook van gemeentelijke zijde werd aangedrongen op de in
stelling van een centraal orgaan, dat op gezaghebbende wijze door
het verlenen van een speciaal praedicaat aan de daarvoor in aan
merking komende films een lagere belastingheffing zou bezorgen,
leidde de uitslag van een daartoe door de Vereniging van Neder
landse Gemeenten gehouden enquête niet tot enig resultaat.
Toen de financiële wereld tegen het einde van het verslagjaar ten
gevolge van de sterk verminderde amortisatie-mogelijkheden niet
genegen bleek nog langer geld in Nederlandse filmproducties te
investeren, daar zij er zich bewust van was geworden, dat bij de
huidige heffing voor een Nederlandse film alleen al aan vermake-
lijkheidsbelasting een bedrag moet worden opgebracht dat de totale
productiekosten overtreft, heeft de Advies-Commissie zich met een
schrijven tot het Hoofdbestuur gewend, waarin zij haar bezorgdheid
te kennen gaf over deze gang van zaken. Zij vreesde dat met een
eventuele sluiting van de studio te Duivendrecht aan het ten koste
van grote offers verwezenlijkte initiatief, aan een eigen Nederlandse
speelfilmproductie alle redelijke kansen te verschaffen, de nekslag
zou worden toegebracht.
Wijzende op de herhaaldelijk door de Overheid gegeven verze
keringen, dat zij het Nederlandse kunstleven wenst te bevorderen,
vroeg de Commissie zich af welke waarde men aan dergelijke ver
klaringen dient te hechten, indien zij de landgenoten de kansen
ontneemt hun ideeën door middel van de film tot expressie te
brengen. Zij wees op de misleidende tegenstelling welke er ligt in
het gebaar van de Regering, die op de nieuwe rijksbegroting een
som van honderdduizend gulden heeft uitgetrokken ,,ter bevordering
van de kunstzinnige en culturele film' en in de Memorie van Toe
lichting verklaart, dat ook onderzoekingen die met het op gang
brengen van een nationale filmproductie gepaard gaan op haar steun
moeten kunnen rekenen, terwijl zij daarentegen reeds bij voorbaat
de rentabiliteit van de Nederlandse hoofdfilm, die toch de economi
sche ruggegraat moet vormen van een nationale filmproductie waar
mede vele honderdduizenden guldens zijn gemoeid, onmogelijk
maakt.
De Commissie verzocht het Hoofdbestuur te overwegen een uit
eenzetting te geven aan het Nederlandse publiek van deze stand
van zaken. Zij achtte dit temeer noodzakelijk, omdat ten gevolge
van de in de Pers gepubliceerde verklaringen in bedoelde Memorie
van Toelichting de algemene indruk is gewekt, als zou de Regering
het hare hebben gedaan om de groei van een Nederlandse film
industrie te bevorderen, zodat een eventuele mislukking aan de Bond
zou kunnen worden verweten.
11