behandeling beeld en geluid in de bioscoop bedorven blijken te zijn. Uiteraard is het geregeld onderhoud van de apparaten om al deze redenen van groot belang. Er zijn gelukkig heel wat bioscooponder nemers, die dit belang hebben ingezien door met een der technische handelaren een service-contract af te sluiten, zodat hun gehele appa ratuur eens per maand of om de twee maanden wordt gecontroleerd en nagemeten. Een afdoende oplossing zou eerst verkregen kunnen worden, indien een dergelijke onderhoudsdienst voor alle bioscopen in het gehele land zou werken en de Technische Commissie heeft te dezer zake dan ook plannen ontworpen en daarover besprekingen gevoerd met de erkende handelaren. Het bleek echter, dat het vooralsnog niet mogelijk was te dezer zake een voor alle betrok kenen bevredigende regeling tot stand te brengen en de Commissie is dan ook van haar plan afgestapt, waarmede echter niet gezegd wil zijn, dat zij daarop te zijner tijd niet zal terugkomen. Dat laatste zal niet nodig zijn, indien de bioscoopondernemers uit welbegrepen eigenbelang er in groten getale toe zullen overgaan service-contrac ten met de erkende handelaren af te sluiten. Herhaaldelijk heeft de Technische Commissie in het verslagjaar aandacht geschonken aan de moeilijkheden bij de invoer van grond stoffen, in hoofdzaak onbelicht filmmateriaal, voor de filmfabrieken en laboratoria. Het door de Commissie opgestelde behoefteschema bleek wegens gebrek aan deviezen niet volledig te kunnen worden uitgevoerd. Er waren n.1. niet voldoende dollars beschikbaar om het Amerikaanse materiaal in te voeren en het verschil bleek ook niet te kunnen worden aangevuld met Belgisch materiaal, aangezien ook Belgische francs niet in voldoende mate beschikbaar konden worden gesteld. Pogingen om materiaal uit Engeland in te voeren, leverden weinig resultaat op. Mede dank zij getroffen bezuinigings maatregelen konden stagnaties worden voorkomen. De Commissie heeft eveneens een gedetailleerd schema samen gesteld van de hoeveelheden materiaal, die de Nederlandse film fabrieken in het jaar 1949 nodig zullen hebben. Dit schema is aan de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten toegezonden met een uitvoerige toelichting. Aan het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zijn nog aanvullende inlichtingen ver strekt, waarbij vergelijkingen zijn gemaakt tussen het verbruik in 1948 en de ramingen voor 1949. Tegen het eind van het verslagjaar werd de situatie er niet beter op. Afdoende maatregelen kon de Commissie niet nemen, aangezien haar daartoe de middelen ont braken. Een afdoende oplossing van dit vraagstuk zou alleen verkregen kunnen worden, indien de voor de invoer van het onbelicht materiaal nodige deviezen ter beschikking van de Bond zouden worden ge steld, opdat controle kan worden uitgeoefend op de hoeveelheden materiaal, die voor deze deviezen gekocht worden, op de distributie 19

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 19