NAKEURING Behoudens de nakeuring, welke met medewerking van de Ne- derlandsche Bioscoop-Bond door een centrale instantie, n.1. de Katholieke, Film Centrale, geschiedt, ten behoeve van de gemeenten die aangesloten zijn bij de „Vereniging van Noord-Brabantse en Limburgse Gemeenten voor Gemeenschappelijke Filmkeuring", is er in de practijk weinig of niets terecht gekomen van de gemeente lijke nakeuring. Immers de in arHkel 16 der Bioscoopwet omschre ven keuringsinstantie, de Centrale Commissie voor de Keuring van Films, heeft in de loop van vele jaren een gezaghebbende positie veroverd, zodat haar beslissingen in het gehele land worden aan vaard. Bovendien bleken de gemeentelijke autoriteiten zelve niet al te enthousiast te zijn om van de bevoegdheid tot nakeuring gebruik te maken. Het viertal gemeenten, dat zich einde 1947 kon beroemen op een eigen plaatselijke nakeuring, werd op 17 Januari van het ver slagjaar weer met één verminderd, toen ook de Raad van de ge meente Wieringen besloot tot het intrekken van de verordening in kwestie. De gemeente Heerlen besloot eveneens tot opheffing van haar plaatselijke nakeuringsc.nmmissie, maar sloot zich aan bij de Ver eniging van Noord-Brabantse en Limburgse Gemeenten voor Ge meenschappelijke Filmkeuring. Blijkens het jaaroverzicht van de Katholieke Film Centrale wer den er ten behoeve van de ruim 60 bij voornoemde vereniging aan gesloten gemeenten, in het verslagjaar 499 hoofdfilms en 296 korte films, in totaal dus 795 films, aan nakeuring onderworpen, waar van er 40 ofwel 5% ontoelaatbaar werden verklaard, tegen 54 van de 767 films, ofwel 6%, in 1947. Van de 499 hoofdfilms week in 400 gevallen de uitspraak, wat de wettelijke leeftijdsgrenzen betreft, niet af van die der Rijksfilm- keuring, terwijl er in totaal 68 naar een hogere leeftijdsklasse wer den verschoven. Onderscheidene malen moest gedurende het verslagjaar worden geconstateerd, dat toonaangevende R.K. persorganen zich niet bleken te kunnen verenigen met bepaalde uitspraken van de Ka tholieke Film Centrale. Omtrent het voor of tegen van de onder- werpelijke films werd soms hevig gepolemiseerd, waaruit duidelijk blijkt, dat juist bij de nakeuringen in eigen kring belangrijke ver schillen van inzicht kunnen bestaan omtrent overwegingen die ver band houden met de toepassing van de normen, welke in het Ac- coord in zake de Zuidelijke nakeuring worden gesteld. 41

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 41