FILM. EN MUZIEKAUTEURSRECHT 42 T) E Berner Conventie van 9 September 1886, voor de eerste maal herzien te Berlijn op 13 November 1908, geeft aan de auteur van werken van letterkunde en kunst onafhankelijk van het al dan niet bestaan van bescherming in het land van herkomst in ieder Verbondsland een recht, in omvang en in werking ge lijk aan dat hetwelk de eigen wetgeving van dat Verbondsland bij rechtstreekse toepasselijkheid van die wetgeving aan een nationale auteur verleent. Bij de bovengenoemde herziening der Conventie werden in ar tikel 14 cinematografische werken gelijk gesteld met die van letter kunde en kunst. In ons land is het auteursrecht geregeld bij de Auteurswet van 1912, waar in artikel 10, dat een opsomming geeft van de werken waarop auteursrecht bestaat, onder het negende lid staat vermeld: Fotografische en kinematografische werken, volgens gelijksoor tige werkwijzen vervaardigd". Met de verschijning van de geluidsfilm en de zeer snelle ver breiding van haar toepassing werden de rechtskundigen in landen met filmindustrieën voor tal van nieuwe problemen betreffende de auteursrechten geplaatst. Daarbij blijft het kernprobleem van het filmauteursrecht de vraag, wie als de auteur van een film te be schouwen is. Sommigen beschouwen de producent als de enige wettige rechthebbende op auteursrechten, anderen achten deze op lossing niet juist, daar zij liever de nadruk zien gelegd op het feit, dat een film tot stand komt door gemeenschappelijke creatieve arbeid, maar vrijwel algemeen is men van oordeel, dat de Berner Conventie op een aantal punten dringend herziening behoeft. Conferentie te Brussel in zake herziening Berner Conventie Toen het bekend werd, dat in Juni 1948 te Brussel een confe rentie zou worden gehouden, ter voorbereiding van een herziening der Berner Conventie en dat door de Minister van Justitie een commissie was benoemd, welke aan de Regering advies zou uitbren gen aangaande de Nederlandse wensen omtrent eventuele wijzi gingen, werden van Bondszijde stappen gedaan bij het Ministerie van Justitie in zake een vertegenwoordiging in deze adviescommis sie. Dit is zonder meer van de hand gewezen, ofschoon in de onder- werpelijke commissie naast auteurs ook uitgevers zitting hadden. Hoewel de cinematografie slechts eeen bescheiden onderdeel vormt van de Berner Conventie en het bekend was, dat grote film-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 42