47 tot het muzikale gedeelte van de geluidsfilm in 1947 te |her- vatten. Voor sommige buitenlandse producenten worden de onder handelingen met de componisten bemoeilijkt door het Teit, dat deze hun muziekauteursrechten reeds bij voorbaat hebben afgestaan aan een muziekauteursrechtbureau. Vele anderen, o.m. de Franse pro ducenten hebben deze gang van zaken evenwel gaarne in de hand gewerkt, omdat zij hierin een welkome gelegenheid zagen om de betaling van de componist af te wentelen op de schouders van de exploitant. De eerste actie betrof een vordering in kort geding, ingesteld tegen het theater ,,Alcazar" te Helmond. BUMA vorderde on- rechtmatigverklaring van de vertoning van de betrokken films, bevel om te verhinderen het in de films ten gehore brengen van werken, behorende tot BUMA's repertoire, waarvoor haar toe stemming nodig is en een betaling van een dwangsom per voor stelling. Bij vonnis van 13 Juni 1947 verklaarde de President BUMA niet ontvankelijk in haar vordering tot onrechtmatig ver klaring van de bedoelde vertoningen. De beide andere vorderingen werden toegewezen. Door Alcazar werd appèl aangetekend bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. In dit arrondissement werden door BUMA einde 1947 nog drie référé-procedures aanhangig gemaakt, namelük tegen Musis Sa- crum te Waalwijk en het Chicago en Rembrandt Theater te Eind hoven. De actie tegen de bioscoop te Waalwijk strandde, omdat geen overtreding bleek te hebben plaats gehad, in de beide andeie procedures werden de vorderingen toegewezen, eveneens met een dwangsom per voorstelling en per theater en uitvoerbaar verklaring bij voorraad. Hiervan werd hoger beroep ingesteld, doch het Ge rechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 15 Juni 1948 beide vonnissen bevestigd. Cassatie werd aangetekend bij de Hoge Raad en aan het einde van het verslagjaar waren de pleidooien in deze processen bepaald op 21 Januari 1949. In November van dit jaar heeft BUMA haar référé-pro cedures voortgezet, thans in het arrondissement Breda met het aanhangig maken van een kort geding tegen het Casino Theater te Breda. Het betrof vertoningen met een Franse film. BUMA vorderde hetzelfde als in de drie laatste référé-procedures. Bij von nis van 1 December 1948 werd BUMA's vordering weer toege wezen met een dwangsom voor iedere voorstelling, waarin een overtreding geschiedde. Appèl is aangetekend bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Hierop is een korte tijd een reeks identieke procedures in kort geding gevolgd in verschillende arrondissementen in het Zuiden, namelijk tegen Cinema Parisien te Eindhoven, het Metropole Thea ter te Tilburg, het Forum Theater te Sittard, het Roxy Theater te Lutterade, het Royal Theater te Lutterade, het Hollandia Thea-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 47