HET NEDERLANDS FILMINSTITUUT E met de jaren steeds hechter gegroeide organisatie van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf heeft haar leden als een van de voornaamste verplichtingen opgelegd, niet te leveren aan en niet af te nemen, van hen, die daarvan geen deel uitmaken, behou dens in bepaalde gevallen. Op de economische noodzaak van deze aaneensluiting behoeft niet nader te worden ingegaan, zij spreekt voor zichzelf. De voor delen daarvan komen echter .niet alleen ten goede aan hen, die rechtstreeks of zijdelings bij het bedrijf zijn betrokken, maar ook aan hen, die belang stellen in de film. In weinig landen wordt een selectie van de filmmarkt aan het publiek geboden als in het onze. Daardoor is de critische zin bij de filmbelangstelling hier meer ontwikkeld dan elders, waardoor voortdurend nieuwe inpulsen ont staan tot vertoning en aanschouwing van beter filmwerk. De beperkte looptijd van films in het kader van de economisch noodzakelijke exploitatie, inzonderheid van films van culturele be tekenis, deed evenwel bepaalde behoeften ontstaan aan voorzie ning bij hen, wier belangstelling geleidelijk meer gespecia liseerd en verdiept is, of die. door welke omstandigheden ook, geen gelegenheid hadden de betrokken films in het normale bioscoop programma te volgen. Derhalve gaf de Nederlandsche Bioscoop- Bond blijk van verantwoordelijkheidsbesef, toen zij in 1936 een regeling in het leven riep, waardoor leveranties ten behoeve van niet-commerciële vertoningen, in hoofdzaak betreffdende films met culturele waarde, mogelijk werden. Deze regeling, het Bedrijfs- reglement op de Lijst van Geen Bezwaar, stond de leden van de Bond toe aan vele instituten en verenigingen de films te leveren, waaraan zij behoefte hadden. De sterk gestegen filmbelangstelling na de bevrijding, vroeg evenwel om een coördinatie van deze filmvoorziening. In de eerste drie jaren, na het sluiten van de wapenstilstand hadden niet minder dan 2637 leveranties plaats gehad ten behoeve van niet-commerciële vertoningen door verenigingen en instellingen. Het aantal weigeringen over dezelfde periode bedroeg in totaal 35. De motieven voor deze weigeringen waren in hoofdzaak de vol gende: er rustten nog contractuele verplichtingen op de betrokken film ter plaatse, ofwel er was niet voldoende komen vast te staan dat de film niet-conrmercieël werd vertoond, ofwel de overkoepe lende organisatie van de betrokken vereniging was bezig een lan delijk roulement af te sluiten, ofwel de film was gebruikt als po litieke propaganda. 70

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 72