In deze vergadering is uitvoerig beraadslaagd over een voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Algemeen Bedrij f sregle- ment, waarbij een splitsing werd aangebracht in de permanente bioscopen in twee categorieën (A en B) en waarbij o.a. voorzien werd in een verbod aan de reisbioscopen om voorstellingen te geven in gemeenten waar permanente bioscopen gevestigd zijn. Een en ander hield verband met de mogelijkheid van de vestiging van zogenaamde semi-permanente bioscopen. Van enige afdelingen waren amendementen op deze voorstellen ingediend. Sommige daarvan werden overgenomen, andere verworpen. De voorstellen van het Hoofdbestuur werden goedgekeurd. Enige leden van de Ledenraad hadden voorts een voorstel aan hangig gemaakt om artikel lO.a. van het Algemeen Bedrij f sregle- ment aan te vullen met een bepaling, die beoogde de bestaande huurder van een bioscoop nog gedurende een periode van drie jaar te beschermen, indien de verhuurder het huurcontract niet wenst te verlengen zonder dat daartoe door de huurder aanleiding is gege ven. Op dit voorstel had het Hoofdbestuur een afwijzend prae-advies uitgebracht. Genoemd college had evenwel een ander voorstel aan hangig gemaakt, waarmede eveneens beoogd werd de huurder van een bioscoop tegen onredelijke eisen van de eigenaar te beschermen. Overeenkomstig dit voorstel van het Hoofdbestuur is artikel 11 (nieuw) van het Algemeen Bedrijfsreglement aldus gewijzigd, dat drie arbiters zullen uitmaken, dat ingeval van beëindiging van een huurcontract de huurder het bestaande contract dient te verlengen, tenzij: a. de huurder of gewezen huurder het gebouw onbehoorlijk gebruikt, b. met betaling van de huurpenningen achterstallig is, c. weigert toe te stemmen in een redelijke huurprijs, d. de econo mische en maatschappelijke belangen van de verhuurder verre uit gaan boven die van de huurder-exploitant. Hierna kwamen verschillende voorstellen tot prolongatie in ge wijzigde vorm van het Bedrij f sbesluit Deviezenregeling aan de orde. Het resultaat van de discussies was, dat besloten werd een nieuw Bedrij f sbesluit Deviezenregeling vast te stellen, waarbij het minimum aantal Europese weken voor de eerste helft van het jaar wordt bepaald op acht en voor de tweede helft op zes, met dien verstande, dat de weken, waarin Nederlandse hoofdfilms (vervaardigd na 1 September 1948) worden vertoond, eerst in mindering worden gebracht van het totaal aantal weken per halfjaar en dat de reste rende weken proportioneel worden verdeeld tussen de Amerikaanse en Europese weken. In de vergadering van 23 November werd ongegrond verklaard een door een vroeger Bondslid aanhangig gemaakt hoger beroep tegen een beslissing van het Hoofdbestuur, waarbij hem de weder toelating tot het lidmaatschap was geweigerd op grond van het feit, dat hij in de bezettingstijd lid van de N.S.B, is geweest. Bevestigd 89

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 92