VESTIGING VAN NIEUWE ZAKEN 47 (Toepassing Gewijzigd Algemeen Bearijfsreglemenl) IV IET alleen bij buitenstaanders, maar ook in de kringen van het film- en bioscoopbedrijf, met name bij filmverhuurders, schijnt soms de mening te hebben postgevat, dat door de organisatorische controle op de vestiging van nieuwe bioscopen de gezonde ont wikkeling van het bedrijf wordt belemmerd. Dit bleek nog onlangs uit een mededeling van filmverhuurderszijde aan de Commissie Nieuwe Zaken, waarin er ter oriëntering op werd gewezen, dat alleen reeds in het Rijnland-Westfalen sedert Mei 1935 werden geopend 253 nieuwe bioscopen; meer dan een derde van het aantal voordien bestaande zaken. En hoe staat het nu met de ontwikkeling van het bioscooppark in ons land? In het verslag van de Bond over het jaar 1934 is vermeld, dat op 31 December 1934 in Nederland 323 bioscopen gevestigd waren. Sedertdien werden 202 nieuwe bioscopen geopend, waardoor het totaal aan bedrijfsklare bioscopen in ons land op 31 December 1950 tot 525 zou zijn gestegen, ware het niet, dat 18 in de oorlog verwoeste bioscopen nog niet werden vervangen. Hierdoor bedroeg het totaal aantal in bedrijf zijnde zaken op genoemde datum 507. Neemt men daarbij in aanmerking, dat er 10 bioscopen zijn, die nog niet werden geopend, dan kan men constateren, dat het aantal zaken in Neder land over een bijna gelijke periode niet met een derde, doch zelfs met twee derde vermeerderde. Dit ondanks de rem van vijf jaar oorlog en bezetting, welke zich hier wel wat ernstiger heeft doen gevoelen dan die waaraan Rijnland-Westfalen onderworpen is. Verreweg de grootste stijging van het aantal bioscopen valt waar te nemen in de na-oorlogse jaren. Het merendeel dezer nieuwe zaken bestond weliswaar uit kleine provinciebioscopen, respectie velijk B-zaken, maar toch zijn in Amsterdam, Apeldoorn, Eindhoven, Enschede, 's-Gravenhage, Maastricht, Nijmegen en Rotterdam be langrijke nieuwe zaken en bovendien een aantal uitstekend inge richte bioscopen in de kleine provincieplaatsen gevestigd. Indien niet enerzijds de moeilijkheden bij het verkrijgen van een bouw vergunning alsmede de hoge bouwkosten en anderzijds de oneven redig zware belastingen, welke op het film- en bioscoopbedrijf drukken, het stichten van nieuwe bioscopen in vele gevallen tot een onverantwoordelijke speculatie zouden maken, dan zou het aantal nieuwe bioscopen belangrijk groter zijn geweest en de weder opbouw der verwoeste zaken energiek zijn aangepakt. Tegenover de aanwas van nieuwe bioscopen staat een daling van het aantal filmimport- en -verhuurkantoren van 46 op 31 De cember 1934 tot 44 op 31 December 1950; het aantal filmfabrieken

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 50