Commissie voor Niet-Commerciële Reclame Electriciteitsbeschikking wensen over, hetgeen voor een groot deel is te danken aan de Bondsgedelegeerde in het Vereenigingsbestuur, de heer W. K. G. van Royen. Vele malen heeft de Commissie zich in het verslagjaar moeten beraden over aanvragen van charitatieve en andere instellingen voor de gratis vertoning van projectie-platen en propagandafilms in de bioscopen. Als grondslag voor haar beslissingen heeft ds Commissie aangenomen, dat voor deze faciliteiten slechts in aan merking komen instellingen van grote algemene betekenis voor de leniging van sociale noden. In twee gevallen heeft de Commissie tot gratis vertoning en in 16 gevallen tot vertoning tegen geredu ceerde prijs geadviseerd. De Commissie heeft in drie gevallen ge weigerd gunstig te adviseren. Aan het oordeel van de Commissie zijn ook twee films onder worpen, waarvan het dubieus was, of zij al dan niet een reclame- karakter droegen dan wel als documentaires konden worden be schouwd. De Commissie rangschikte beide films onder de categorie van reclamefilms, zij het dat zij adviseerde met betrekking tot een der films, die ruim 400 meter lang was, een vertoningsprijs te berekenen naar een lengte van 200 meter, teneinde de vertonings- kosten binnen redelijke grenzen te houden. De Commissie was evenals het vorig jaar samengesteld uit de heren J. van der Horst, voorzitter, P. Burbach, J. C. A. Meischke en B. W. G. van Royen, leden, en H. W. Hagenberg, secretaris. Bij besluit van de Minister van Economische Zaken Neder landse Staatscourant dd. 18 December 1950 nr. 246) werd met ingang van 19 December van het verslagjaar het ontsteken van lichtreclames verboden. Daar dit verbod om electrische energie voor lichtreclames te ge bruiken de bioscoopondernemingen in Nederland grote schade dreigde toe te brengen, heeft het Hoofdbestuur zich schriftelijk tot de Minister gewend en verzocht de bioscoopondernemingen, als specifiek avondbedrij f, toe te staan gevelverlichting te gebruiken vanaf een half uur voor de aanvang der voorstellingen tot een half uur daarna. Het Hoofdbestuur wees er op, dat door het doven van de lichtreclames aan de gevels, aan de bioscopen een der belang rijkste middelen wordt ontnomen om bezoekers te trekken, aange zien de gevelverlichting voor een bioscoop van even grote betekenis is als de etalageverlichting voor winkelbedrijven, welke verlichting niet onder het verbod viel. Het Hoofdbestuur gaf voorts de ver zekering, dat tegenover een tegemoetkoming van de Minister ge- 64

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 70