105 schap. Doet men dit toch, dan moet men de daaraan verbonden risico's aanvaar den en mag men zijn teleurstellingen niet aan de filmvakwereld verwijten. Zo ergens, dan is hier de beunhazerij een vraagstuk geworden, dat onze ern stige aandacht vraagt. Het zijn niet alleen particulieren, maar soms ook Over heidsinstanties, die op dit punt het slechte voorbeeld hebben gegeven. Men denke hier bijvoorbeeld aan het geval met de zogenaamde „Visserijfilm", welke docr de fotografische afdeling van de gemeente 's-Gravenhage „goedkoop'' werd vervaardigd. De gemeentelijke Overheid realiseerde zich blijkbaar niet, dat film- maken ook een „vak" is, meende dat men voor de vervaardiging van een film ook bij een fotograaf terecht kon en weigerde de opdracht aan een bonafide producent te verstrekken. Het resultaat was zoals te verwachten een on- vertoonbare film. Zoals reeds opgemerkt wordt deze beunhazerij in de hand gewerkt doordat in vele gevallen de teleurgestelde opdrachtgevers niet schijnen te begrijpen, dat het mislukken van de opdracht op de eerste plaats te wijten was aan de licht vaardige wijze waarop zij werd verstrekt. Men meende „goedkoper" af te zijn met een beunhaas, dan met een erkend producent en men schrijft de mislukking eenvoudigweg aan onbekwaamheid van de Nederlandse filmproducenten toe. Deze voorvallen doen afbreuk aan de goede naam en de reputatie van het Ne derlandse filmproductiebedrijf en het is zaak hiertegen met de ten dienste staande middelen met kracht op te treden. Voer het filmfabricagebedrijf was 1952 geen voorspoedig jaar. Een verdere daling van het aantal ingevoerde negatieven gepaard aan een stijging van het aantal ingevoerde positieve copieën, betekende minder copiëerwerk voor onze la boratoria. Het laboratorium van de Cinetone Studio's wist zijn activiteit op te voeren door het aantrekken van buitenlandse orders. De nominale productiecapaciteit van de N.V. Ideaal Film Laboratorium werd in 1952 enigszins verhoogd. Op 1 Januari 1953 bedroeg de productiecapaciteit van alle bij de Bond aangesloten laboratoria en studio's, per vierenveertig-urige werkweek 495.000 m. normaal- en 197.000 m. smalfilm. Wij besluiten dit verslag met de vermelding van het jubileum, dat de heer C. van der Wilden, directeur van de N.V. Filmfabriek Polygoon, in 1952 heeft gevierd. Op 24 October heeft de heer Van der Wilden onder de zeer grote be langstelling van alle geledingen van het bedrijf de dag herdacht, waarop hij vijfentwintig jaar geleden zijn werkzaamheden in het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf begon. Uit de prachtige geschenken en de hartelijke gelukwensen, die de heer Van der Wilden en zijn echtgenote ten deel vielen, bleek wel dui delijk welk een bijzondere plaats hij in ons bedrijf inneemt. Haarlem, 15 Januari 1953. E. J. VERSCHUEREN, Secretaris.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 108