AFDELING HET WESTEN
120
'T1 ER voldoening aan het bepaalde in artikel 12 van het Uniform Reglement van
de Provinciale en Plaatselijke Afdelingen van Exploitanten geef ik hieronder
een beknopt verslag van de in 1952 door de Afdeling „Het Westen" van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, verrichte werkzaamheden.
Per ultimo 1952 waren bij de Afdeling aangesloten 51 leden met 79 theaters,
waarvan er 3 nog niet zijn herbouwd na hun verwoesting.
De Afdeling vergaderde in het verslagjaar 5 maal. Het Bestuur kwam steeds
bijeen, indien dit noodzakelijk was. De samenstelling van het Bestuur bleef in
1952 ongewijzigd als volgt:
J. van Bentum te Wassenaar, Voorzitter;
A. J. Ch. Silvius te Dordrecht, Vice-Voorzitter;
T. J. v. d. Tooren te Gouda, Secretaris;
C. van Liere te Goes, Penningmeester, en
K. J. Kapteyn te Middelharnis, lid.
Met uitzondering van de laatste in 1952 gehouden ledenvergadering, namelijk
die van 4 December, werden de vergaderingen door de leden steeds goed be
zocht. Tal van zaken werden in de loop van het jaar aan de orde gesteld, waar
over op hoog peil werd gediscussieerd.
Bij het doorlezen der notulen van de in het verslagjaar gehouden ledenver
gaderingen valt het op, dat inzonderheid de sterk gestegen exploitatiekosten en
de problemen, welke hiermede nauw samenhangen, de voortdurende aandacht van
de leden hebben gevergd.
In elke vergadering werden uitvoerige besprekingen gewijd aan de hoge
vermakelijkheidsbelasting. Vastgesteld moet worden, dat weliswaar in enkele
plaatsen in 1952 de vermakelijkheidsbelasting werd verlaagd, doch dat deze
verlagingen juist daar, waar zij het meeste effect zouden sorteren, achterwege
zijn gebleven. Dit probleem zal in 1953 onze ernstige aandacht blijven vragen.
Voorts werd uitvoerig van gedachten gewisseld over een garantiebepaling
in filmverhuurcontracten, over de verplichte vertoning van Europese films ge
durende 12 speelweken, als omschreven in het Bedrijfsbesluit Deviezenregeling,
en het in sterke mate in roulatie komen van smalfïlms.
Het Bestuur verstrekte desgevraagd aan het Hoofdbestuur en aan de Com
missie Nieuwe Zaken meerdere malen adviezen na grondige onderzoeken.
Het jaar 1952 samenvattend kan worden gezegd dat dit jaar vol is geweest van
activiteit, doch dat op vele punten geen voldoende bevrediging is bereikt. In
het algemeen heerste er een „mineur'-stemming.
Ik moge dit verslag besluiten met de oprechte wens uit te spreken dat het
jaar 1953 nieuwe en betere perspectieven zal openen en reden zal geven tot
optimistischer geluiden dan in 1952 gehoord.
Gouda, 28 Mei 1953. T. J. v. d. TOOREN,
Secretaris.