22 overeenkomst, voorzover daarin is voorzien. Deze Commissie be staat uit vijf leden, waarvan de Nederlandse Televisie Stichting en de Bond er elk twee benoemen en bij toerbeurt tevens een derde lid en voorzitter, hetwelk gedurende drie maanden als zodanig fungeert. In zijn vergadering van Dinsdag 7 October heeft het Hoofdbe stuur de heer R. Uges Jr. benoemd tot lid en voorzitter van de Gemengde Commissie voor de periode van 1 October tot en met 31 December 1952, de heren C. J. Blad en C. S. Roem tot permanente leden en de heer J. G. J. Bosman tot plaatsvervangend lid. De Ne derlandse Televisie Stichting heeft harerzijds tot permanente leden der Commissie benoemd de heren W. Rengelink en Mr. A. H. van de Veen en tot plaatsvervangend lid Prof. Dr. J. B. Kors O.P De opvatting, dat een samenwerking tussen filmbedrijf en tele visie, zoals in het onderhavige akkoord voorzien, zeer wel mogelijk moet zijn, wordt ook door het film- en bioscoopbedrijf in andere landen gedeeld. Zo is in Zwitserland aan het einde van het ver slagjaar een dergelijke overeenkomst tot stand gekomen tussen het omroepbedrijf en de organisaties der exploitanten, verhuurders en producenten. Eveneens werd een dienovereenkomstig akkoord bereikt tussen de beide Italiaanse organisaties van de exploitanten en de produ centen enerzijds en de R.A.I., houdster van de televisieconcessies in Italië, anderzijds. Van deze opvatting hebben ook de Internationale Unie van Bioscoopexploitanten (Union Internationale de 1'Exploitation Ciné- matographique) en de Internationale Federatie van Verenigingen van Filmproducenten (Fédération Internationale des Associations de Producteurs de Films), bij welke beide organisaties de Neder- landsche Bioscoop-Bond is aangesloten, blijk gegeven bij haar ge zamenlijke optreden tijdens het derde Internationale Congres „Film en Televisie", dat van 6 tot 9 October te Turijn is gehouden. De vijf belangrijkste onderwerpen welke op deze internationale bijeenkomst, waar ook verschillende omroepinstanties vertegen woordigd waren, naar voren zijn gebracht betroffen: a) grootbeeldtelevisie, b) het vastleggen van televisie-uitzendin gen op film; electronische film, c) de filmproductie in verband met de televisie, d) exploitatie van grootbeeldtelevisie in bioscopen en e) het gebruik van normale films voor televisie-uitzendingen. De Unie en de Federatie hebben aan het congres een gezamenlijk geformuleerde motie voorgelegd, welke door de vergadering met algemene stemmen werd aanvaard ,,op grond van de overtuiging, dat het slechts door de medewerking van het filmbedrijf mogelijk

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 21