bijdrage op het terrein van de documentaire film namelijk ,,Mas- kerage" van de heer M. de Haas. Acte de présence werd door de Nederlandse filmproductie ook gegeven op het aan betekenis winnende internationale festival te Berlijn, waar de pers met waardering melding heeft gemaakt van de Nederlandse inzending. Dat niet alleen jury's van festivals en critici, maar ook het bioscooppubliek in het buitenland het Nederlandse product op prijs weet te stellen is wel gebleken uit het feit, dat onderscheidene korte Nederlandse films in de loop van het verslagjaar met succes in gewone bioscoopprogramma's werden vertoond, onder meer in De nemarken en Frankrijk. Een verheugend gevolg van vorenvermeld vlagvertoon was het ontvangen van nieuwe opdrachten uit het buitenland en een gelei delijk ontwakende belangstelling van het Nederlandse bedrijfsleven en verenigingsleven voor de film als middel tot propaganda en tot voorlichting en instructie. Er is echter enige bezorgdheid gerezen over het gebrek aan in zicht, dat door sommige Nederlandse opdrachtgevers bij het ver strekken van filmopdrachten aan de dag wordt gelegd. Terecht heeft de pers in de loop van 1952 enige malen gewezen op het feit. dat zowel door gemeentelijke autoriteiten als door besturen van verenigingen, die zich op cultureel of maatschappelijk terrein bewe gen, opdrachten worden gegeven aan amateurs of aan beunhazen met, zoals te verwachten is, bedroevende resultaten. Op deze wijze wordt in ons land jaarlijks een niet onaanzienlijk bedrag ver spild aan onverantwoorde opdrachten, waardoor zowel afbreuk wordt gedaan aan de goede naam en de reputatie van de bona fide Nederlandse filmmakers als de beunhazerij in de hand wordt qe- werkt. Het blijft te betreuren dat de activiteit van de Nederlandse film makers zich ook in dit verslagjaar in hoofdzaak moest blijven be perken tot opdracht- en reclamefilms. Opdrachten heeft het Neder landse filmproductiebedrijf echter hard nodig zolang een abnormale fiscale heffing de amortisatie van een op eigen risico werkende regelmatige productie onmogelijk maakt. Bij een weloverwogen filmbeleid kan en mag de Overheid niet uit het oog verliezen, dat de ruggegraat van een filmindustrie ten slotte de regelmatige, zij het misschien bescheiden, vervaardiqinq van speelfilms is. Want bij al het enthousiasme, dat er in den lande bestaat over de successen, die tijdens het verslagjaar en de daaraan vooraf gaande jaren door Nederlandse filmmakers met korte films zijn be haald, dient men zich te realiseren, dat zelfs een veelheid van zulke bekroningen op het stuk van nationale publiciteitswaarde in het 29

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 29