HET NEDERLANDS FILMINSTITUUT FILM EN JEUGD schappen, toen nog Staatssecretaris, Mr. J. L. M. Th. Cals, er zijn voldoening over uitgesproken, dat van de samenwerking tussen de Culturele Advies-Commissie van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, het Nederlandse bedrijfsleven en zijn Ministerie een doorslaggevend succes, als de bekroning van „'t Schot is te boord" en van de gehele Nederlandse inzending het gevolg was geweest. In vier gevallen werd in het verslagjaar het Hoofdbestuur tot plaatsing op de Lijst van Geen Bezwaar geadviseerd, ten einde een vertoning van de betrokken films in de bioscopen mogelijk te maken. In één geval werd op verzoek aan het Bestuur van het Prins Bernhard Fonds een advies uitgebracht. Enige malen heeft de Commissie op verzoek van verenigingen en andere lichamen adviezen uitgebracht in zake filmscenario's. Gedurende 1952 kwam de Commissie zesmaal in vergadering bijeen. Tijdens het verslagjaar was de Nederlandsche Bioscoop-Bond in de Raad van Beheer van de Stichting „Nederlands Filminstituut" vertegenwoordigd door de heren Joh. Miedema, Secretaris van het Hoofdbestuur, J. Nijland Tr., Secretaris van de Afdelingsraad van de Bond en lid van de Culturele Advies-Commissie, C. S. Roem, lid van het Hoofdbestuur en Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten en J. G. J. Bosman, Directeur van de Bond. Met het Nederlandse Filminstituut, dat zich de bevordering van de filmcultuur in de ruimste zin des woords ten doel stelt, werd ook in 1952 een nauw contact onderhouden. De betekenis van het In stituut, dat zijn doelstellingen onder meer beoogt te bereiken door het verlenen van een centrale bemiddeling voor de levering van films tussen het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf enerzijds en het culturele verenigingsleven anderzijds, bleek wel uit het feit, dat het aantal leveringen, dat in 1951 de 3.000 overschreed, in het ver slagjaar uitgroeide tot 3.750. Het aantal organisaties, dat als lid van het Instituut is toegetreden, steeg van 165 tot 175, Dat de belangstelling van het filmbedrijf in alle landen voor het complex van problemen, welke men soms eenvoudigweg aanduidt als ,,het vraagstuk Film en Jeugd", groeiende is bleek wel in 1952

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 35