tijdens het IVde Internationale Festival voor Kinderfilms. Jaarlijks wordt dit festival door de directie van de Biënnale te Venetië geor ganiseerd met daaraan verbonden enige studiedagen, die ditmaal een bijzonder karakter kregen door de deelneming van de vertegen woordigers van de Internationale Unie van Bioscoopexploitanten (Union Internationale de 1'Exploitation Cinématographique) en de Internationale Federatie van Verenigingen van Filmproducenten (Fédération Internationale des Associations de Producteurs de Films), van welke beide organisaties de Nederlandsche Bioscoop- Bond lid is. De delegaties van deze organisaties hebben hun mede werking toegezegd om te bevorderen dat de kinderfilm als een af zonderlijke filmcategorie wordt behandeld, erkend en vertoond. Een internationale productie van kinderfilms wordt practisch on mogelijk gemaakt, doordat deze films onderworpen zijn aan dezelfde fiscale en handelspolitieke regelingen als andere ontspanningsfilms, zodat haar amortisatie illusoir wordt. Voor de producenten en ex ploitanten is het op deze wijze vrijwel onmogelijk zich ernstig met deze films bezig te houden zonder grote risico's te nemen, die maar al te vaak aanzienlijke verliezen ten gevolge hebben. Ter conferentie bleek, dat het op de eerste plaats nodig was vast te stellen, welke leeftijden men beoogt. Men heeft algemeen aanvaard, dat voortaan internationaal met betrekking tot de film over „kinderen" gesproken zal worden, wanneer men bedoelt: jeugd binnen de leerplichtige leeftijd. Voor de verschillende landen kun nen deze leeftijden natuurlijk uiteenlopen. Voorts bleek noodzakelijk de vaststelling van een voor het be drijf aanvaardbare definitie van het begrip „kinderfilm". Met de met algemene instemming aanvaarde uitspraak, dat een kinder film een film is van recreatief of cultureel karakter, die aan de men taliteit en aan de eisen van lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen is aangepast en die is opgezet, gerealiseerd en bestemd voor een publiek van kinderen, is aan producenten en exploitanten een bruikbaar richtsnoer gegeven. De conferentie heeft de Unesco verzocht deze definitie ter kennis van de aangesloten regeringen te brengen, ten einde te bevorderen, dat voor de uitwisseling van kinderfilms fiscale faciliteiten zullen ontstaan, die op de exploitatie en daardoor op de vertoning van dit materiaal van invloed zijn. Wellicht geheel ten overvloed moge er op gewezen worden, dat er geenszins sprake is van een internationaal algemeen gevestigde mening, dat aan kinderen uitsluitend speciaal voor kinderen ver vaardigde films zouden moeten worden vertoond. Integendeel, er zijn tal van ouders en opvoeders, die tegen een dergelijk film-isole- ment op goede gronden grote bezwaren zouden hebben. Zo blijkt 36

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 36