De terugloop in bezoek blijft ondanks zijn geringe omvang een verschijnsel dat de aandacht vraagt zowel van onze leden indivi dueel als van de leiding der organisatie. Het staat immers in om gekeerde verhouding tot de toeneming van de bevolking, de stijging van het zetelaantal en de uitbreiding van het bioscooppark. Deze ontwikkeling is te meer onbevredigend, omdat vaststaat, dat een aanzienlijk deel van de bevolking niet of zelden de bioscoop fre quenteert. Geven wij ons voldoende moeite om de belangstelling voor de film te stimuleren, om de bijzondere film, die zogenaamd niet aan de massa appelleert, meer en meer toegang tot de massa te doen krijgen, om de jeugd op gepaste wijze voor de film te inte resseren, om onze bioscopen overal een filmcentrum te doen zijn van ontspanning zowel als van ontwikkeling en artistieke genietingen? Het zou goed zijn indien wij ons in de komende tijd hiervan ter dege rekenschap zouden geven en een onderzoek zouden instellen naar de mogelijkheden en middelen tot verbetering. Ieder jaar opnieuw doet zich het onverwachte voor, dat de we reldproductie en in het afgelopen jaar was dit op zeer verheu gende wijze het geval een aantal films oplevert, die of uit een oogpunt van kwaliteit of uit een oogpunt van verkoopwaarde, of uit beide van het grootste belang zijn voor onze bedrijven en voor de film in het algemeen. Dit getuigt van de onuitputtelijke bron nen, waaraan de film haar levenssappen dankt. Dit schenkt ver trouwen in de ontwikkeling en de toekomst van film en filmbedrijf, vooral wanneer zij geschraagd worden door verantwoorde exploi tatiemethoden en binnenlandse productie. De verhoging van omzet, welke het roulement van een Nederlandse speelfilm tot gevolg heeft gehad, accentueert de economische betekenis voor ons bedrijf van een goede Nederlandse filmproductie. Tot nog toe is de betrekkelijke mislukking van het televisie-expe riment een meevaller geworden in de concurrentie. De bevordering van overheidswege van dit nieuwe communicatiemiddel, waarbij aanzienlijke binnenlandse industriële belangen gemoeid zijn, wet tigt de verwachting van kunstmatige uitbreiding, van het kweken van behoeften, waarvan tot heden in ons land niet veel gebleken is. Mocht men er in slagen een afzet van toestellen te bereiken, zoals in sommige landen bereikt is en waar de nadelige invloed op het film- en bioscoopbedrijf zich reeds doet gelden, dan zal de nieuwe

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 3