Raad van Beroep De samenstelling van de Raad van Beroep bleef in het verslagjaar dezelfde als in het voorafgaande jaar. Na de jaarvergadering werden namelijk het lid-Voorzitter, de heer C. S. Roem, het lid-plaatsvervangend Voor zitter, de heer R. Uges Jr., en de overige zitting-hebbende leden herbenoemd. Op 10 Augustus werden ten overstaan van het Hoofdbestuur de Kamers door loting als volgt samengesteld: Eerste Kamer: M. Desmet, C. H. de Lange, L. L. Lioni en E. J. Verschueren; Tweede Kamer: B. W. G. van Royen, Joh. Miedema, D. J. van Leen en J. L. Paerl. Als Secretaris trad wederom op de heer J. G. J. Bosman. In 1954 kwam de Raad van Beroep viermaal bijeen, en wel tweemaal de Eerste Kamer onder voorzitterschap van de heer C. S. Roem en tweemaal de Tweede Kamer onder voorzitterschap van de heer R. Uges Jr. Bij de Raad werden vier beroepzaken aan hangig gemaakt, waarvan er in het verslag jaar twee werden behandeld. Bovendien kwam nog in behandeling een beroep, dat het vorige jaar was ingediend. Twee beroepzaken bleven ter behandeling in het volgende jaar liggen. De Raad bevestigde in twee gevallen de uit spraak van de Commissie van Geschillen. In het derde geval vernietigde de Raad het vonnis van deze Commissie. Het betrof hier een geschil tussen twee leden-filmfabrikan- ten. Het ene lid-filmfabrikant had tegen het andere lid-filmfabrikant een schadevorde ring ingesteld, omdat dit laatste een tus sen hen en vijf andere leden-filmfabrikan- ten gesloten overeenkomst, waarbij zij zich over en weer hadden verbonden voor zekere werkzaamheden en leveranties aan derden bepaalde minimumprijzen te bere kenen zou hebben overtreden, als gevolg waarvan het eerstgenoemde lid-filmfabrikant belangrijke schade zou hebben geleden. De Commissie van Geschillen was van oordeel, dat de betrokken overeenkomst door het laatstgenoemde lid-filmfabrikant was over treden en tevens, dat hierdoor het eerstge noemde lid-filmfabrikant schade had gele den, welke het laatstgenoemde lid-filmfabri kant diende te vergoeden. Deze werd door de Commissie veroordeeld een belangrijke schadevergoeding te betalen. De Raad zag zich echter genoodzaakt het vonnis van de Commissie van Geschillen te vernietigen. Hij heeft alvorens na te gaan of het laatstgenoemde lid-filmfabrikant de overeenkomst had overtreden, onderzocht of en zo ja hoe in de overeenkomst tussen de ondertekenaars de gevolgen van een overtreding waren geregeld. Het bleek de Raad, dat hiervoor voor zieningen waren getroffen en wel zoda nig, dat niet voorzien werd in de mogelijk heid van een individuele schadevordering door een of meer der ondertekenaars. De ondertekenaars hebben zich namelijk be perkt tot het door henzelf opleggen van een boete ten behoeve van een instelling met een liefdadig doel, voor iedere overtreding, respectievelijk niet-nakoming van een of meer bepalingen van de overeenkomst, ter wijl bovendien de mogelijkheid van toepas sing van artikel 15 van de Statuten werd gelaten zij het gezien deze bepaling ten overvloede en zijn niet daarnevens scha devergoeding overeengekomen. De Raad con cludeerde, dat zij de boetebetaling dus hebben doen strekken in plaats van vergoe ding van schade, die een of meer van hen uit hoofde van een overtreding zou kunnen lijden, terwijl zij nochtans schadevergoe ding hadden kunnen bepalen. Aangezien de Raad op grond van het voren staande al geen recht op schadevergoeding van het eerstgenoemde lid-filmfabrikant kon erkennen, behoefde hij de vraag of er al of niet van een overtreding van de overeen komst door het laatstgenoemde lid-filmfa brikant sprake was, niet meer te onderzoe ken en verklaarde hij het eerstgenoemde lid-filmfabrikant in zijn vordering niet ont vankelijk. Hij vernietigde daarop het vonnis van de Commissie van Geschillen. Het eerstgenoemde lid-filmfabrikant heeft tegen het vonnis van de Raad van Beroep een nietigheidsprocedure ingesteld. In het verslagjaar diende deze rechtzaak nog niet. In het verslagjaar kon de boycot, die in 1951 door de Raad ten opzichte van een voormalig lid-exploïtant was uitgesproken worden opgeheven, aangezien de betrokkene inmiddels aan zijn verplichtingen voort- 25

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 25