^r Huur van Films omschreven sommatiekosten. In verband hiermede was het tevens nodig het volgens artikel 16 van het onderhavige reglement bij beëindiging van een boycot verschuldigde bedrag van f 15,tot f 25, te verhogen. Het desbetreffende, bij de Ledenraad aan hangig gemaakte, voorstel werd door deze Raad in zijn op 23 Maart gehouden vergade ring aangenomen. Aangezien met ingang van 15 Februari van het verslagjaar de importeurs van films ont slagen werden van de verplichting om invoer vergunningen voor films bij de Bond aan te vragen, verdween daarmede de bron, waaruit het Bondsbureau tot dusver de sta tistische gegevens betreffende het filmbe drijf had geput, namelijk de aanvragen ter verkrijging van een invoervergunning. Het Hoofdbestuur achtte het evenwel uit een oogpunt van algemeen bedrijfsbelang nood zakelijk, dat de statistische overzichten ook na genoemde datum zouden worden verkregen en dat deze overzichten vol ledigheidshalve dienden te worden gecom pleteerd met overeenkomstige gegevens van het hier te lande voor de leden-filmverhuur- ders vervaardigde of bewerkte materiaal. Het College heeft derhalve aan de Leden raad voorgesteld een Bedrijfsbesluit op de Statistiek vast te stellen, waarbij de nodige voorzieningen getroffen werden om een hiaat in de desbetreffende statistische gegevens te vermijden. Ook dit voorstel werd in de op 23 Maart gehouden vergadering van de Ledenraad aanvaard, nadat overeen komstig een door de Bedrijfsafdeling Film fabrikanten en Filmproducenten ingediend amendement de redactie van artikel 2 van het ontwerp enigszins was gewijzigd. Ten einde de verstrekking van gegevens niet te onderbreken had het Hoofdbestuur, onder voorbehoud van nadere goedkeuring van de Ledenraad en na gepleegd overleg met de Besturen van de Bedrijfsafdeling Filmver huurders en van de Bedrijfsafdeling Film fabrikanten en Filmproducenten, besloten om het Statistiekbesluit reeds op 15 Febru ari 1954 in werking te doen treden. Van dit besluit werden de leden bij rondschrijven van 24 Februari op de hoogte gesteld. Zowel door de Afdeliagsraad als door het Bestuur der Bedrijfsafdeling Filmverhuur ders werden in de loop van het verslagjaar adviezen en voorstellen uitgebracht met be trekking tot wijziging van de leveringsvoor waarden. De besprekingen en onderhande lingen over het tot stand komen van een eventueel nieuw besluit bleken evenwel zeer veel tijd te vergen. Men streeft immers alge meen naar meer vrijheid van handel, wes halve de leden gelegenheid moeten hebben tot voldoende beraad, terwijl zij zich moe ten kunnen oriënteren in zake de wijze waar op zich de handel na expiratie van de vige rende besluiten zal kunnen ontwikkelen. Het op 1 Januari 1954 in werking getreden Bedrijfsbesluit tot tijdelijke wijziging en aan vulling van het Bedrijfsreglement ter zake ener aanvulling van de Algemene Voor waarden van Verhuur en Huur van Films zou evenwel op 31 December 1954 expire ren, waardoor bij de leden onzekerheid dreigde te ontstaan met betrekking tot het afsluiten van filmhuurcontracten voor leve ranties na de expiratiedatum van genoemd Bedrijfsbesluit. Daarbij deed zich nog de moeilijkheid voor, dat er onzekerheid be stond over het maximum van de filmhuur. Na ampel beraad kwam het Hoofdbestuur tot de conclusie, dat, aangezien te verwach ten was dat de onderhandelingen over een nieuwe regeling geruime tijd zullen vorde ren, het vooralsnog gewenst zou zijn het vorengenoemde Bedrijfsbesluit, kortweg aan geduid als Bedrijfsbesluit Tweede-Aanvul- ling-Bondsvoorwaarden, tot 1 Mei 1956 te verlengen, met dien verstande, dat vóór 1 Januari van dat jaar voorstellen moeten zijn ingediend tot verdere vrijmaking van de handel. Het College heeft daartoe een voor stel aan de Ledenraad voorgelegd, dat op 7 December zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen. 36

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 36