Ter inleiding Ik heb de eer U hierbij namens het Hoofd bestuur van de Nederlandsthe Bioscoop- Bond verslag uit te brengen over de werk zaamheden dezer organisatie gedurende het afgelopen jaar. De omstandigheid, dat dit het tiende verslag is sedert de bevrijding, doet de behoefte gevoelen aan vergelijking tussen de gegevens van het afgelopen jaar zowel met die van het jaar tevoren als met die van 1945. De tussen de tekst gepubli ceerde grafische voorstellingen komen hier aan tegemoet. Hieruit blijkt, dat ons bedrijf zich van de inzinking, welke de jaren 19471949 te zien gaven als gevolg van prijzenbeleid en belastingpolitiek enerzijds en verminderde koopkracht der bevolking anderzijds, her stellende is. In hoever het film en bioscoop bedrijf deel heeft aan de betrekkelijke wel vaart, welke men in ons land meent te kun nen waarnemen, is een vraag, die niet zon der meer in bevestigende zin beantwoord kan worden. Het peil van entreeprijzen en bedrijfsomzet- ten is immers in de na-oorlogse jaren aan merkelijk achtergebleven bij dat, hetwelk op het ogenblik door handel en industrie en, om dichter bij huis te blijven, door de overige ontspanningsmedia wordt bereikt. Nochtans zijn de kosten in dezelfde mate gestegen als voor welke andere groep van ondernemingen ook. Mag dan al met voldoening worden gecon stateerd, dat het aantal bioscopen en de ze telcapaciteit aanzienlijk zijn uitgebreid, de filmiinport en -verhuur bevredigend func- tionneert, laboratoria en studio's zijn ge ëquipeerd en de filmproductie met uitzon dering van de speelfilm aanzienlijk is toe genomen, dan kan dit evenwel niet onze be zorgdheid wegnemen over bepaalde moei lijkheden, waarmede de organisatie wordt geconfronteerd. Voor de meesten onzer leden blijft de finan cieringspositie immers moeilijk. Allen, die met nieuw-investering te maken hebben, er varen, hoezeer herwaardering der activa, commercieel zowel als fiscaal, dringend ge- 3 •:M:

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 4