waarvan het aantal en in vele gevallen de kwaliteit, geen hogere dan de normale filmhunr motiveerde en ten tweede tegen het streven van filmverhuur ders om voor films, die daarvoor op grond van hun kwaliteit niet in aanmerking komen, het sliding scale systeem toe te passen, waardoor zij een hogere filmhuur bedongen dan tot dusver ge bruikelijk was. Daarbij gaf de Afdelingsraad te ken nen onder deze omstandigheden de voorkeur te geven aan een volledige liberalisatie van de leve ringsvoorwaarden. Later bleek de Afdelingsraad wel bereid te zijn aan een tijdelijke verlenging van het ongewijzigd Bedrijfsbesluit mee te werken, maar hij handhaafde zijn bezwaren tegen het denkbeeld om de aftrek der omzetbelasting bij de berekening der filmhuur te schrappen. Ten slotte deed het Hoofdbestuur aan de Ledenraad het voorstel om het Bedrijfsbesluit te verlengen tot 1 Mei 1956, daarbij aanvoerende dat het tot stand brengen van een nieuwe regeling meer tijd van voor bereiding eiste dan beschikbaar was. Dit voorstel heeft de Ledenraad op 7 December goedgekeurd. Na omtrent de kwestie der omzetbelasting advies van Professor Mr. G. de Grooth te Leiden te hebben ingewonnen, heeft de ledenvergadering der Bedrijfs afdeling op 5 November besloten bij de Ledenraad een voorstel aanhangig te maken om in artikel 10 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden de woorden „en omzetbelasting'" te schrappen. Het Hoofdbestuur bracht op dit voorstel een afwijzend prae-advies uit. In de vergadering van de Leden raad werd na krachtige verdediging van het voor stel door de leden-filmverhuurders en heftige be strijding door de leden-exploitanten ten slotte de volgende motie aangenomen: „De Ledenraad van de Nederlandsche Bioscoop- Bond, Gehoord de beraadslagingen over het voorstel vervat in punt 3a van de agenda: In aanmerking nemende, dat het Hoofdbestuur in de loop van het najaar 1955 met de verschillende afdelingscolleges besprekingen zal openen over het onderwerp van de liberalisering der filmhuurcondi- ties, zulks ter uitvoering van de considerans van het besluit volgens punt 3 van de agenda; Geeft als zijn mening te kennen, dat de formule ring van het begrip netto-recette bezwaarlijk los is te maken zoals uit de discussies is gebleken van het gehele stelsel der leveringscondities en dat een incidenteel voorstel op dit moment niet met vrucht kan worden behandeld, ook al omdat een positieve beslissing voor geruime tijd geen effect zal kunnen sorteren in verband met de reeds aan gegane verplichtingen; BESLUIT het Hoofdbestuur uit te nodigen bij de komende hiervoren aangeduide besprekingen ook een voorstel te doen voor een nieuwe omschrijving van het begrip netto-recette zodanig, dat dit de goedkeuring van de verschillende groepen zal kun nen wegdragen." In het voorjaar zijn besprekingen gehouden met de leiding van het Filmbureau der Strijdkrachten over een verbetering van de filmhuurprijzen, waartoe de mogelijkheid was voorzien in de voorwaarden, waar onder dit bureau in de zomer van 1953 op de Lijst van Geen Bezwaar was geplaatst. Van de zijde van het Ministerie van Oorlog was immers toegezegd cijfers omtrent inkomsten en uitgaven van het bu reau te verstrekken, op grond waarvan de mogelijk heid der door de Bedrijfsafdeling gewenste verho ging der filmhuur zou worden beoordeeld. Bij deze besprekingen bracht de leiding van het Filmbureau bezwaren tegen de verhoging der film huur naar voren, in hoofdzaak steunende op de moeilijkheden, die met de groei van het Filmbureau als nieuwe organisatie gepaard gingen. Het Bestuur had hiervoor begrip en was bereid met uitstel van de verbetering der leveringsvoorwaarden genoegen te nemen, mits het Filmbureau overeenkomstig de oorspronkelijke toezegging van het Ministerie van Oorlog op korte termijn een gedetailleerd financieel overzicht over 1953 vergezeld van een duidelijke toelichting zou verstrekken. Daartoe verklaarde het Filmbureau zich bereid. In April ontving het Be stuur een summier overzicht van ontvangsten en uitgaven van het Filmbureau over 1953. Deze gege vens waren echter, ook al bij gebrek aan een toe lichting, onoverzichtelijk. In Augustus hebben de heren De Wilde en Hagen- berg als gedelegeerden van het Bestuur ten kantore van I">t Filmbureau in Den Haag getracht nadere gegevens te verkrijgen, maar deze waren nog niet beschikbaar. Het Bestuur heeft vervolgens enige malen bij het Filmbureau op verschaffing van nauw keurig omschreven concrete gegevens over de reeds verstreken periode der werkzaamheden aangedron gen. Ten slotte kwam in November van het Ministe rie van Oorlog met een verwijzing naar de Compta biliteitswet 1927 de laconieke mededeling, dat het gevraagde cijfermateriaal niet kon worden gegeven. Onder deze omstandigheden moest het Bestuur zijn standpunt geheel baseren op de sobere gegevens, welke het Filmbureau over de korte periode tot eind 1953 had verstrekt. Het kwam tot de conclusie, dat een verhoging van de minimum filmhuur in de mate als bij de eerste opzet reeds was voorzien, gewettigd was en het gaf derhalve het Hoofdbestuur in over weging de voorwaarden, waaronder het Filmbureau der Strijdkrachten op de Lijst van Geen Bezwaar is geplaatst, dienovereenkomstig te wijzigen. Bij het einde van het verslagjaar was deze aange legenheid bij het Hoofdbestuur nog in behandeling. Het Afdelingsbestuur handhaaft zijn standpunt, dat, waar alle leveranties aan leger, marine en lucht macht door industrie en handel tegen normale prij zen plaatsvinden, het onjuist is van het filmbedrijf te verlangen, dat het steeds op bijzonder goedkope condities blijft leveren. Het Bestuur zal niet na laten dit standpunt waar nodig met stelligheid tot uitdrukking te brengen. Tegen het eind van de maand October maakte het Hoofdbestuur bij de Ledenraad een voorstel aan hangig tot herziening van het Algemeen Bedrijfsregle- ment. Tegen verschillende onderdelen van deze her ziening bleken bij bestuur en leden der Bedrijfsaf- afdeling grote bezwaren te bestaan. Deze zijn uit voerig besproken in een drukbezochte ledenverga dering, die op 5 November plaatsvond. De voor naamste bezwaren waren gericht tegen de voorstellen van het Hoofdbestuur om de behandeling van aan vragen om toestemming voor de vestiging van nieu- 68

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 67