we zaken onder bepaalde omstandigheden aan de bevoegdheid der Commissies Nieuwe Zaken te ont trekken en in handen van het Hoofdbestuur te stel len en tegen het voorstel om het verplaatsen van bioscopen afhankelijk te stellen van de toestem ming van het Hoofdbestuur in stede van die der Commissies Nieuwe Zaken als tot dusver. De ver gadering besloot tot het indienen van een groot aantal amendementen, waarvan de formulering werd toevertrouwd aan het Bestuur. Het heeft geen zin in het kader van dit verslag uitvoerig op deze amendementen in te gaan, omdat de vergadering van de Ledenraad op 7 December plaatsvond en het Bestuur een langere termijn voor de formulering der amendementen nodig achtte dan toen beschikbaar was. Weliswaar heeft de Ledenraad in deze vergadering de voorstellen van het Hoofd bestuur in behandeling genomen, maar bij de alge mene beschouwingen bleek reeds, dat de 1 eden-film verhuurders hun voornaamste bezwaren tegen deze voorstellen handhaafden, zodat de Bondsvoorzitter de verdere behandeling van de reglementswijziging schorste. Met het oog op de uitvoering van de overeenkomst tussen de Nederlandse Televisie Stichting en de Bioscoop-Bond in zake de leveringsvoorwaarden van films voor televisie-uitzending heeft het Bestuur in Februari een enquête onder de leden-filmverhuurders gehouden ten einde vast te stellen, welke films even tueel voor levering beschikbaar waren. Daarbij nam het Bestuur het standpunt in, dat de films niet eer der dan veertig maanden na de première in de bio scopen voor levering aan de Televisiestichting in aanmerking kunnen komen. Uit de reacties op de enquête bleek wel, dat ver schillende leden de prijzen, die de omroepverenigin gen voor het uitzenden der films willen betalen, te weinig aantrekkelijk vonden. Desondanks was hel resultaat der enquête niet onbevredigend. In de ledenvergadering van 20 Maart is nog in den brede over deze zaak gediscussieerd. Het Bestuur heeft op grond hiervan aan het Hoofdbestuur advies uitgebracht met betrekking tot de gewenste voor waarden bij filmleveranties aan de Televisiestichting en de omroepverenigingen. Daarbij is vooropgesteld, dat deze condities bij een uitbreiding van het aan tal televisie-ontvangers opnieuw bezien moeten worden. In de bestuursvergaderingen werd aandacht geschon ken aan een groot aantal onderwerpen van verschil lend karakter, zoals het toepassen van uniform ver pakkingsmateriaal voor het verzenden van pakken films, de kosten der keuringskaarten, klachten over wanprestaties van de zijde van buitenlandse leve ranciers, de verhouding tussen het georganiseerde filmbedrijf en de Stichting Film en Jeugd, de ver nietiging van oud filmmateriaal, een tussen de Af deling 's-Gravenhage en de directie van het dagblad Het Vaderland gerezen kwestie, de mogelijkheid van het instellen van een opinie-onderzoek in bepaalde gemeenten onder andere met het oog op de nakeu ring van films, de mogelijkheid van een collectieve reclame van het filmbedrijf in een bepaalde perio diek, enz. In de jaarvergadering van 20 Maart zijn de perio diek aftredende bestuursleden, de heren J. Weening, J. L. Paerl en D. J. van Leen herkozen en opnieuw benoemd respectievelijk tot voorzitter, vice-voorzit- ter en secretarie. Tevens werd besloten de candida- tuur van de heer J. Weening als lid van het Hoofd bestuur in de vacature, ontstaan door het periodiek aftreden van de heer C. S. Roem, te steunen. In de jaarvergadering van de Bond van 25 Mei is de heer J. Weening tot lid van het Hoofdbestuur gekozen en kort daarna door dit college tot zijn vice-voorzitter benoemd, hetgeen de Bedrijfsafdeling grote vol doening gaf. Het Afdelingsbestuur was in het verslagjaar als volgt samengesteld: J. Weening, voorzitter; J. L. Paerl, vice-voorzitter; D. J. van Leen, secretaris; L. Groen, penningmeester; H. S. Boekman, L. L. Lioni en J. de Wilde, leden. De Filmbuurschuldcommissie verzond in het verslag jaar 887 sommaties (in 1953: 1160) nopens recette- staten en filmhuurbetalingen, betrekking hebbende op een gezamenlijk filmhuurbedrag van f 99.014,71 (in 1953: f43.575,25). De boycot-maatregel werd 49 (in 1953: 69) maal toegepast. De kosten van sommaties en boycotbesluiten werden bij wijziging van de Bondsvoorwaarden ingevolge een besluit van de Ledenraad met ingang van 1 Januari 1954 verhoogd. In de jaarvergadering van 20 Maart werd de wen selijkheid geuit om te komen tot een verplichting om sommaties door de Filmhuurschuldcommissie te laten zenden aan leden-exploitanten, die in een kalenderjaar reeds 20 sommaties hebben ontvangen. Een desbetreffend door het Bestuur geformuleerd voorstel werd door de ledenvergadering van 18 Mei aangenomen. Het Hoofdbestuur maakte echter ge bruik van zijn bevoegdheid om dit besluit te ver nietigen, omdat de nieuwe maatregel naar zijn me ning in feite neerkwam op een wijziging van de Bondsvoorwaarden, waartoe alleen de Ledenraad competent is. Wel zegde het Hoofdbestuur toe, in dien de verhoging der sommatie- en boycotkosten geen aanwijsbare verbetering zou opleveren, met nieuwe voorstellen bij de Ledenraad te zullen komen. Ter zake van een overtreding van een boycotbesluit der Filmhuurschuldcommissie heeft het Bestuur zich genoodzaakt gezien aan een der Afdelingsleden de straf van boete op te leggen. Het voorstel tot wijziging van het Reglement der Bedrijfsafdeling Filmverhuurders is in het verslag over 1953 reeds uitvoerig behandeld. Thans zij vol staan met te releveren, dat het gewijzigd Reglement op 23 Maart 1954 door de Ledenraad is goedgekeurd. Ter zake van de Rijksfilmkeuring valt slechts te rapporteren, dat de goede verstandhouding tussen de leiding van de Centrale Commissie en het film- verhuurbedrijf bestendigd is. Het doet denken aan de goede huwelijken, die immers geen geschiedenis hebben. Het Bestuur heeft ook in het afgelopen jaar geen aanleiding kunnen vinden wijziging te brengen in zijn standpunt, dat de positieve filmkeuring, zoals die door de Katholieke Film Actie wordt uitge voerd, in strijd is met de bedoeling en geest van het nakeuringsaccoord, gelijk indertijd tussen de Bond en de vereniging van gemeenten met een R.K. 69

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 68