Afdeling Amsterdam Het verslagjaar gaf een kentering te zien voor ons bedrijf, zich uitend enerzijds in het voor het eerst sedert jaren stijgend bioscoopbezoek, ander zijds in de van gemeentewege aangekondigde plannen tot belastingverlaging en het verheugend begrip dat tijdens de debatten in de Gemeenteraad door de meerderheid van de raadsleden werd getoond voor onze redelijke verlangens op dit gebied. Het stemde tot voldoening, dat de raadsmeerderheid van oordeel was, dat Amsterdam als toonaangevende gemeente van ons land het uitbrengen van films, welker ver toning vanwege haar documentaire betekenis extra risico met zich brengt, dient te bevorderen door de handhaving van een verlaagd tarief. De verbetering in het bezoek bedroeg 0,8'Vo ten op zichte van 1953; een bescheiden vooruitgang dus, na de reeks van jaren gedurende welke steeds een achteruitgang moest worden geconstateerd. Daarnaast stond een stijging der netto-recettes met 13,1 °/o ten opzichte van 1953. Uiteraard geeft dit accrès der ontvangsten onder de huidige tijdsomstandigheden een geflatteerd beeld te zien. Tegenover deze vermeerdering staat immers een onafgebroken toeneming van onkosten op allerlei ge bied, de stijging der gemiddelde filmhuren, de nieu we loonregeling, de daarop gevolgde zoveelste loon- ronde en de grote investeringen, welke nodig waren en nog zullen zijn om de bedrijven aan te passen bij de nieuwe projectiesystemen, alsmede voor ver nieuwingen en verbouwingen, welke nu eenmaal niet achterwege kunnen blijven, wil het hoofdstedelijk bioscoopbedrijf aan de concurrentie van ander amu sement het hoofd blijven bieden. De verlaging der vermakelijkheidsbelasting, welke, na een spannende ouverture in de laatste maanden van 1953, een feit werd in de aanvang van het nieuwe jaar.*, kwam het bioscoopbedrijf te Amsterdam daarom zeer goed te stade, hoewel wij niet geheel tevreden zijn zolang het einddoel, de 20 als al gemene heffing voor het normale amusementspro gramma, niet is bereikt en dus de discriminatie ten opzichte van ander amusement blijft bestaan. Het behaalde succes is zeker niet in de laatste plaats de verdienste geweest van de Voorzitter van onze Afdeling, die in nauwe samenwerking met de Bondsdirecteur, door voortdurend intensief contact met de leden van de raadsfracties, de kansen in de- Amsterdamse raad eindelijk te onzen gunste heeft doen keren. In het afgelopen jaar werden vier bestuursvergade* ringen gehouden, hetgeen echter de activiteit van het Bestuur zoals uit dit verslag blijkt niet voldoende tot uitdrukking brengt, aangezien de be stuursleden het gehele jaar door over tal van pro blemen, waarvoor zij zich gesteld zagen, rechtstreeks overleg met elkaar pleegden. Op 1 Januari 1954 be stond het Bestuur uit de volgende leden: W. K. G. van Royen, Voorzitter; W. F. Dubbeldeman, Vice- Voorzitter; J. van der Horst, Secretaris; C. J. Blad, Penningmeester en W. Hulshoff Pol, lid. De jaarlijkse ledenvergadering van 17 Mei herkoos de periodiek aftredende leden, de heren C. J. Blad, J. van der Horst en W. Hulshoff Pol in hun res pectieve bestuursfuncties. Het periodiek aftredend lid van de Afdelingsraad, de heer Hulshoff Pol, werd door het Bestuur her kozen. Het spreekt welhaast van zelf, dat de kwestie der vermakelijkheidsbelasting in het afgelopen jaar op nieuw de grootste aandacht vroeg. Het Bestuur her nieuwde zijn pogingen om een redelijke belastingver laging voor het bioscoopbedrijf te Amsterdam te bereiken, toen de Ministeriële circulaire van 20 Februari 1954, gericht aan de gemeentebesturen, waarin het standpunt der Regering nopens de ver makelijkheidsbelasting oj) bioscoopvoorstellingen kenbaar werd gemaakt, de weg daartoe opende. Op 8 Maart hadden Bestuur en Bondsdirecteur ander maal een onderhoud met de Wethouder van Finan ciën van Amsterdam, Mr F. H. C. van Wijck, waarin opnieuw werd aangedrongen op een verlaging van de belasting. Het Bestuur wendde zich vervolgens schriftelijk tot Burgemeester en Wethouders der gemeente met het dringend verzoek de vermakelijk heidsbelasting terug te brengen tot het peil van vóór 1948. Op 8 April zond de Kamer van Koophandel en Fa brieken voor Amsterdam opnieuw een adres aan Burgemeester en Wethouders der gemeente, waarin de Kamer met referte aan haar brief van 12 Februari 1953 (gepubliceerd in het vorig jaarverslag der Af deling) en het antwoord van B. en W. op vra gen, welke het raadslid, Mr. J. de Wilde op 17 Fe bruari ter zake had gesteld, harerzijds eveneens aan drong op een verlaging van de belasting voor bio scopen op korte termijn en verzocht deze belasting te brengen op het voor andere vermakelijkheden gel dende percentage. Het is niet doenlijk om in dit korte bestek een uit voerig verslag te geven van alle besprekingen, welke plaats vonden met gemeentelijke autoriteiten, de brieven welke gericht werden tot Burgemeester en Wethouders en de gegevens en cijfers, welke werden verstrekt aan het College van Burgemeester en Wet houders, alsmede de gemeenteraadsleden, ten einde hen volledig te oriënteren. Zij gememoreerd, dat Burgemeester en Wethouders van Amsterdam op 20 October 1954 aan de raad voor stelden het tarief van de vermakelijkheidsbelasting voor filmvoorstellingen van 35°/o terug te brengen tot 25 °/o en tegelijkertijd het bijzondere tarief voor zogenaamde artikel 1-films, dat in Amsterdam eeD vierde bedroeg van het algemene tarief, te laten vervallen. Tevens stelde het College voor om ter ondersteuning van de Nederlandse filmindustrie een tarief te be palen van 10 °/o voor voorstellingen, waarin als hoofdfilm een Nederlandse film wordt vertoond, en een reductie te verlenen van 1 °/o voor de vertoning van elke volle 100 meter Nederlandse film, die geen hoofdfilm, reclamefilm of actualiteitenfilm is, met een maximum van 3 °/o. 80

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 79