Afdeling 's-Gravenhage
Het verenigingsjaar 1954, waarin slechts twee alge
mene vergaderingen werden gehouden, kenmerkte
zich door een grotere rust dan de voorafgaande
jaren. Op de in 1954 gehouden jaarvergadering wer
den de volgens rooster aftredende bestuursleden,
de heer G. M. Th. Gielisse, de heer R. Uges Jr. en
de heer W. F. Dubbeldeman in hun functies her
kozen. Het Bestuur was daardoor in 1954 als volgt
samengesteld:
Voorzitter: G. M. Th. Gielisse; Vice-Voorzitter:
C. J. Blad; Penningmeester: A. J. H. Huyser; Secre
taris: R. Uges Jr.; Leden: S. Barnstijn, W. F. Dub
beldeman en J. J. H. H. Tapke Lokenberg.
De Afdelingsraad. De Afdeling werd in de Afdelings-
raad vertegenwoordigd door de heren G. M. Th. Gie
lisse, A. J. H. Huyser en S. Barnstijn. Laatstgenoem
de vertegenwoordigde de Afdeling tevens in de Le
denraad.
Het Advertentiebesluit werd in de op 29 April ge
houden jaarlijkse Ledenvergadering der Afdeling
zonder discussie wederom voor een jaar ongewijzigd
verlengd.
Vermakelijkheidsbelasting: In het afgelopen ver
enigingsjaar werden zeer vele besprekingen met de
gemeentelijke autoriteiten gehouden betreffende de
verlaging van de vermakelijkheidsbelasting. Uit de
verschillende mededelingen en publicaties in de
Haagse dagbladen bleek, dat de Wethouder van
Financiën het voornemen had de vermakelijkheids
belasting van 35 terug te brengen naar 25
doch tevens het tot nu toe geldende tarief van 20
voor films gekeurd volgens Artikel 1, lid 2, 2e van
de Bioscoopwet te verhogen van 20 tot 25 °/o,
zulks in tegenstelling tot zeer vele nieuwe verorde
ningen betreffende de vermakelijkheidsbelasting in
andere gemeenten.
Terstond heeft het Bestuur de Wethouder er op
gewezen dat met een dergelijke verlaging en verho
ging geen genoegen kon worden genomen. In een
uitvoerig schrijven heeft het Bestuur nogmaals uiteen
gezet een algemeen tarief van 20 °/o voor te staan. In
het bijzonder werd daarbij gewezen op de positie van
de Nederlandse film in het bioscoopprogramma en
werd aangedrongen op een speciaal tarief van 10 °/o
voor deze films, zoals ook door Burgemeester en
Wethouders van Amsterdam was voorgesteld. Sub
sidiair werd een verlaging gevraagd van de Artikel 1-
films van 20 naar 15%, zodat dus een tarieven
stelsel zou gaan gelden van 25 voor de normale
programma's, 15% voor Artikel 1-films en 10 voor
Nederlandse films. Aan het einde van dit verslagjaar
waren Burgemeester en Wethouders nog niet met een
voorstel tot verlaging van de vermakelijkheidsbelas
ting gekomen. Ook de situatie te Amsterdam was
nog niet opgehelderd, zodat wij een verlaging van
de vermakelijkheidsbelasting niet voor 1955 tegemoet
kunnen zien.
De Zondagswet: Zoals reeds in het vorig jaarver
slag werd gememoreerd, heeft de in werking treding
van de nieuwe Zondagswet tot nu toe geen moeilijk
heden opgeleverd. De Gemeenteraad van Den Haag
heeft nog geen verordening vastgesteld zoals in de
Zondagswet is vastgelegd. Ontheffingen van Burge
meester en Wethouders kunnen daarom nog niet
worden verleend. Het Afdelingsbestuur /blijft ter
zake diligent. Mochten voorstellen betreffende deze
verordeningen de Gemeenteraad bereiken, dan zal
het Afdelingsbestuur pogingen in het werk stellen
om door 't indienen van een request of door bespre
kingen een zodanige verordening te krijgen, dat er
meer ruimte zou komen voor het vertonen van films
op Zondagochtend.
Statistische gegevens:
1953
Aantal bezoekers 7.148.817
Netto recette f 5.320.140
De gemiddelde bruto
toegangsprijs - 0,983
Betaalde vermakelijk
heidsbelasting per
plaats en per be
zoeker - 0,239
1954
7.234.511
f 5.923.879
1,076
0,257
In tegenstelling met 1953 is er dus een kleine stij
ging van 't aantal bezcekers te constateren in 1954 en
wel van 1,2%. De gemiddelde bruto toegangsprijs steeg
met f 0,093, en de gemiddelde netto-prijs met f 0,075.
De door alle bioscopen gezamenlijk betaalde
vermakelijkheidsbelasting, welke in 1953 heeft be
dragen f 1.711.620.—, steeg in 1954 tot f 1.860,907.—
oftewel met 8,7 °/o. Het gemiddelde percentage aan
vermakelijkheidsbelastingen, dat in 1953 32,17 be
liep, daalde in 1954 tot 31,42. Deze daling van het
gemiddelde heffingspercentage is ongetwijfeld ver
oorzaakt door de vertoning van enige zeer grote
succesfilms, welke door de Centrale Commissie voor
de Filmkeuring gekeurd waren als films behorende
tot Artikel 1, lid 2, 2e van de Bioscoopwet.
Het is niet met zekerheid vast te stellen of door
de stijging van de netto- en bruto-recettes en door
een kleine daling van het heffingspercentage van
de vermakelijkheidsbelasting de rentabiliteit van ons
bedrijf belangrijk zou zijn gestegen. Men moet niet
vergeten dat in 1954 belangrijke kostenstijgingen
hebben plaats gevonden. De invoering van de nieuwe
loonregeling, welke gepaard ging met een grotere
stijging dan de wettelijk voorgeschreven 5 drukte
ook op onze bedrijven zeer zwaar. Door deze nieuwe
loonronde vond een belangrijke verhoging plaats van
het onkostenpeil van alle bioscoopbedrijven. Bij het
aanvaarden van het nieuwe loonreglement werden
ook wederom belangrijke voordelen voor de werk
nemers in het Nederlandse bioscoop-bedrijf vastge
legd. Men kan niet zeggen dat men zonder enige
inwendige strijd in de organisatie met het nieuwe
loonreglement accoord is gegaan. Men mag hopen
dat door dit nieuwe loonreglement de verhouding
tussen werkgever en werknemer gunstig zal worden
beïnvloed.
Reeds tegen het einde van dit verslagjaar kon de
heer G. M. Th. Gielisse zijn functie als Voorzitter
van de Afdeling 's-Gravenhage niet meer waarne-
83