Afdeling Rotterdam Het jaarverslag onzer Afdeling kan ditmaal opge wekter klanken doen horen dan vele jaren het geval was. Weliswaar is er nog geen sprake van dat ons bedrijf de vergelijking kan doorstaan met tal van andere bedrijfstakken die door een periode van hoog conjunctuur worden gekenmerkt, doch met voldoe ning kan worden geconstateerd, dat er zich gelei delijk een aantal hoopgevende facetten begint af te tekenen. De bezoeksfrequentie, die zich de laatste jaren in voortdurend dalende lijn bewoog, heeft in 1954 voor het eerst een stijging te zien gegeven; de onhoudbare discriminatie op het gebied der vermakelijkheidsbe- lasting is weliswaar niet geheel opgeheven, doch in het verslagjaar werd de eerste stap in de goede richting gezet; de bouwactiviteit, die vele jaren door tal van moeilijkheden werd geremd, begint zich thans duidelijker af te tekenen. Wat het bioscoopbezoek betreft geven onderstaande cijfers de vergelijking met die van het vorige ver slagjaar. 1953 Aantal bezoekers: Totale bruto-recette: Vermakelijkheidsbel. Netto-recette (vóór aftrek O.B.J 5.238.719 f 5.092.731 f 1.191.293,— 1954 5.634.177 f 6.021.664,— f 1.395,077 f3.901.438,— f4.626.587,— Behalve de hieruit blijkende algemene stijging kan ook geconstateerd worden, dat de gemiddelde bruto- entréeprijs per bezoeker een stijging heeft onder gaan en dat de opbrengst aan vermakelijkheidsbelas- ting ondanks de verlaging van het tarief, welke ge durende het laatste kwartaal heeft gegolden, niet is gedaald doch in tegendeel hoger was dan het vorig jaar. Het besluit tot verlaging der gemeentelijke vermake- lijkheidsbelasting werd op voordracht van B. W. door de Gemeenteraad genomen in zijn vergadering van 22 Juli 1954. Hierbij werd bepaald, dat het al gemeen tarief werd verlaagd van 35 tot 25 en dat tegelijkertijd het bijzondere tarief van 20 voor films, gekeurd volgens artikel 1, lid 2 sub 2 der Bioscoopwet, kwam te vervallen. Nadat de goed keuring van de Kroon op dit besluit was verkregen ging het nieuwe tarief in op 8 October 1954. Dal aan dit besluit veel vooraf is gegaan behoeft geen betoog. Het simpele axioma, dat alleen een gelijk tarief voor alle vormen van vermakelijkheid te ver dedigen is, vindt blijkbaar zeer moeizaam en aar zelend ingang bij de gemeentelijke overheden, en het élan, waarmede in 1948 tot invoering van een excessief tarief werd besloten, kon blijkbaar niet worden opgebracht, toen blijkens de bevindingen van de Ministeries van Binnenlandse en Economische Zaken zonneklaar was aangetoond, dat de tijd ge komen was om dit besluit weer ongedaan te maken. Uw bestuur zal overigens niet rusten alvorens ook in onze gemeente het gezonde principe, dat b.v. door de gemeenten Hilversum en Leeuwarden in practijk is gebracht, metterdaad erkend wordt. Des noods behoeft dit niet te impliceren dat de ge meentelijke overheid van iedere cultuur-politieke activiteit afziet ten aanzien van de bioscoop; ook een verantwoorde tarievenschaal is aanvaardbaar, mits het door de bioscoop opgebrachte gemiddelde percentage het cijfer van 20 niet overschrijdt. Wat de voortgang van de herbouw in onze gemeente betreft, kan worden vermeld, dat in het verslagjaar de eerste paal werd geslagen voor een tweetal nieuwe theaters, t.w. het Lumière en het Thalia Theater, beide aan de Verlengde Lijnbaan. In het eerstvol gend jaarverslag zullen omtrent deze theaters nadere gegevens opgenomen kunnen worden. Voor de bouw van enige andere nieuwe theaters verkeren de plan nen in een vergevorderd stadium. De bouw van een nieuw theater in het Zuidelijk stadsdeel, niet berustend op de z.g. prioriteitsrech- ten, vastgelegd in de Richtlijnen voor de Herbouw te Rotterdam, heeft vrij veel stof doen opwaaien. Zonder in te gaan op de mérites van dit project op zichzelf, zag ons bestuur zich verplicht om verzet aan te tekenen tegen een terzijdestelling van de on dubbelzinnige bepalingen der in een besluit onzer afdeling belichaamde richtlijnen voor de herbouw, en onze afdelingsleden, in het bijzonder de als „ge dupeerden" aangemerkten onder hen, hebben zich niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat er aan de rechtszekerheid in onze organisatie iets ontbrak. Ook het Hoofdbestuur dat uiteraard door ons Af delingsbestuur opmerkzaam werd gemaakt op deze onbevredigende gang van zaken, verklaarde zich in zijn aan ons Afdelingsbestuur gerichte brief van 24 November 1954 onaangenaam getroffen door het feit, dat de Commissie Beroep Nieuwe Zaken het onder havige afdelingsbesluit niet als norm had willen aanvaarden bij de beoordeling van aanvragen om toestemming tot vestiging van nieuwe zaken te Rot terdam, en hoewel het Hoofdbestuur zich niet be voegd kon verklaren tot het wijzigen van beslissin gen dezer commissie, legde dit College teneinde der gelijke kwesties althans in de toekomst te voorkomen, voorstellen tot wijziging van het „Gewijzigd Alge meen Bedrijfsreglement" aan de Ledenraad voor, die onder meer de strekking hadden de mogelijkheid van tegenstrijdige beslissingen in bijzondere situaties, zoals die zich in onze afdeling voordoen, uit te sluiten. Deze materie bleek echter te omvangrijk om op korte termijn afdoende door de Ledenraad onderzocht te worden, zodat in het verslagjaar te dezen aanzien nog geen besluit werd genomen. Behalve aan de vorengenoemde onderwerpen be steedde onze Afdeling haar aandacht aan tal van andere punten, zoals de nieuwe bindende loonrege- ling, de voorstellen tot wijziging der Algemene Voor waarden van Verhuur en Huur van Films, op welke voorstellen de door onze Afdeling gewenst geachte amendementen werden ingediend. Besloten werd po gingen aan te wenden om in samenwerking met het gemeentebestuur te geraken tot het geven van jeugd voorstellingen, welke voldoen aan de daaraan te stel len eisen; nagegaan werd welke maatregelen genomen dienden te worden teneinde het aantal collecten in de zalen en aan de uitgangen der bioscopen te be- 85

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 84