namelijk „Walter Ruttmann en het beginsel" van A. van Domburg. Inmiddels is reeds een tweede deeltje „Film en amusement" van Dr. John B. Knipping verschenen. Een ander initiatief van het Instituut, dat in brede kring belangstelling getrokken heeft, is de leergang over „Het ambacht van de film kunstenaar", welke in het winterseizoen 1955- 1956 werd gegeven. Op deze cursus werden degenen, die zich voor de film interesseren, in staat gesteld de vereiste propaedeutische kennis omtrent de ambachtelijke zijde van de filmproductie op te doen en wel zodanig, dat zij zonder dat theorie en filmaesthetische aspecten werden verwaarloosd op instruc tieve wijze met de practijk en de problemen van de filmvervaardiging werden geconfron teerd. De interesse, welke door de rond tachtig cur sisten aan de dag werd gelegd voor een even tuele voortzetting van deze leergang en de algemene belangstelling, welke de cursus had getrokken, werd voor het Instituut aanleiding om voor het seizoen 1956-1957 een nieuwe leergang te organiseren. Dit ontwerp voorzag zowel in een herhaling van de reeds gegeven cursus als in een voortzetting daarvan, terwijl ook een aantal lessen over de sociale facetten van de filmproblematiek en over de economi sche aspecten van de film, zowel in de sector van de productie als in die van de filmverhuur en filmvertoning, werd gegeven. Door deze algemene cursussen, de eerste van deze aard, welke ooit in Nederland werden gegeven, werden leiding en docenten in de gelegenheid gesteld de nodige ervaring op te doen omtrent stofverdeling en leermethoden, wat van grote betekenis is voor het bepalen van de richting, welke uiteindelijk zal moeten worden gevolgd bij het organiseren van even tuele leergangen, welke als een essentieel be standdeel van een vakopleiding kunnen wor den beschouwd. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bio scoop-Bond volgt dit onderdeel van de werk zaamheden van het Instituut met bijzondere aandacht; aan de uitbreiding van werkzaam- lieden van het Instituut in het algemeen heeft het zijn volle steun en medewerking verleend. Film en jeugd Het organiseren van voorstellingen met voor kinderen geschikte films, alsmede de produc tie daarvan is een van de vraagstukken, welke de bijzondere belangstelling hebben van het filmbedrijf. Het internationaal overleg op dit gebied wordt ten zeerste bevorderd door de Unesco, die in 1954 in Locarno een samenspreking organi seerde van het filmbedrijf en de culturele organisaties waarbij ook de Nederlandsche Bioscoop-Bond vertegenwoordigd was en in 1955 te Edinburgh een tweede conferentie van internationale bedrijfsorganisaties en culturele groeperingen. Als resultaat van dit overleg werd een Internationaal Centrum voor Ont- spanningsfilms voor Kinderen in liet leven ge roepen, dat in het verslagjaar een voorlopig secretariaat kreeg. Deze in Parijs gevestigde administratie, welke onder leiding staat van een figuur uit de kringen der bedrijfsorgani saties, zal zich voorlopig in hoofdzaak wijden aan de coördinatie van de actie van de Unesco en van alle pogingen, welke op dit gebied dooi de internationale organisaties en haar leden worden ondernomen met het doel om bij de regeringen van de bij de Unesco aangesloten landen de aanvaarding te verkrijgen van be paalde faciliteiten, welke voor het totstand komen van effectieve regelingen inzake jeugd films onontbeerlijk zijn. De eerdergenoemde door de Unesco georganiseerde conferenties achtten het in dit verband unaniem nood zakelijk: dat speciale vertoningen voor de jeugd op voorwaarde dat het programma uitsluitend wordt samengesteld uit lange of korte geselec teerde films een zo volledig mogelijke vrij stelling van belasting genieten, waar zij ook plaats vinden en wie ook de organisator van deze vertoningen zij, hetgeen de toeneming van speciale vertoningen voor de jeugd zal begun stigen en dientengevolge de productie van aan de behoefte van kinderen en jeugdige per sonen aangepaste films zal stimuleren; dat alle belastingen en administratieve rege lingen, welke een ruimere internationale uit wisseling van voor de jeugd bestemde films belemmeren, worden opgeheven. De van 2 tot 4 Mei van het verslagjaar gehou- houden jaarvergadering van de Internationale Unie van Bioscoopexploitanten (UnionInterna tionale de 1'Exploitation Cinématographique), waarop de Nederlandsche Bioscoop-Bond ver tegenwoordigd was door zijn Voorzitter, de heer Joh. Miedema, en de Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman, besloot aan genoemd 14

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1956 | | pagina 15