vermelding verdienen het grote risico hetwelk
aan de vervaardiging van Nederlandse speel
films is verbonden, zomede het ontbreken van
productie-ervaring en van geschoolde schep
pende krachten.
Het Hoofdbestuur stelde zich op het stand
punt, dat het voor het tot stand komen van
een continue filmproductie in ons land in de
eerste plaats vereist is zodanige voorwaarden
te scheppen, dat het risico van de producent
wordt beperkt, een redelijke winstkans wordt
geboden en een basis wordt gevormd voor de
investering van gelden en voor de geruime tijd
vragende ontwikkeling van scheppende krach
ten in de industrie. Als conditio sine qua non
voor de verwezenlijking van deze doeleinden
beschouwde het Hoofdbestuur de instelling
van een fonds, waarmede men voor een groot
aantal jaren minimaal noodzakelijke hulp
zou kunnen garanderen. Voorts overwoog het
Hoofdbestuur dat men enige leiding, stimu
lering en coördinatie van activiteiten op het
gebied der filmproductie aanvankelijk niet zal
kunnen ontberen.
Het Hoofdbestuur achtte de vorming van het
fonds voor de in de Bond verenigde groepe
ringen op het gebied van de productie, fabri
cage, verhuur en vertoning zonder onderscheid
van dusdanige betekenis, dat het bij de jaarlijk
se ledenvergadering een desbetreffend voorstel
indiende. Dit voorstel had tot strekking het
Hoofdbestuur enerzijds machtiging te verlenen
om uit het kapitaal van de Weerstandskas be
dragen tot een maximum van 300.000,in
totaal tijdelijk beschikbaar te stellen ten einde
een aanloopkapitaal te bezitten met het oog
op het verdisconteren van de garantiecontrac
ten der leden-exploitanten en anderzijds om
van de opbrengst der door de leden te betalen
bijdragen aan de Weerstandskas over de jaren
1956 tot 1966 jaarlijks bedragen tot een maxi
mum van 200.000,in totaal ten behoeve
van het fonds beschikbaar te stellen. Voorts
stelde het Hoofdbestuur de ledenvergadering
voor liet College te machtigen uitvoerings
maatregelen te nemen betreffende het beheer
en de werkwijze van het fonds, alsmede de
voorwaarden vast te stellen waarop bijdragen
uit het fonds kunnen worden verleend. In de
op 3 April 1956 gehouden jaarlijkse ledenver
gadering werd dit voorstel door de leden aan-
vaard.
Het stemt tot grote voldoening dat de inzich
ten van het Hoofdbestuur door de Overheid
werden gedeeld en dat de Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen bereid bleek
te zijn het fonds voor het jaar 1956 een finan
ciële bijdrage te verstrekken van 225.000,
Omtrent de beheersvorm van het fonds is over
leg gepleegd met het Ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen en het Ministerie
van Financiën, hetwelk resulteerde in de op
richting van de Stichting Productiefonds voor
Nederlandse Films. Langs deze weg werd de
noodzakelijke coördinatie bewerkstelligd van
de Bondssteun en de Rijkssubsidieverlening.
Blijkens de statuten, waarvan de acte is gepas
seerd op 8 November 1956, stelt deze Stichting
zich ten doel het bevorderen van de Neder
landse filmproductie in het algemeen en de
productie van Nederlandse speelfilms in het
bijzonder, in hoofdzaak door het scheppen van
financieel gunstige voorwaarden voor de con
tinuïteit van die productie en wat verder voor
dit doel bevorderlijk is. Het bestuur van de
Stichting bestaat uit vijf leden waarvan er twee
worden benoemd door de Minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen. De drie
overige bestuursfuncties worden qualitate qua
bekleed door de voorzitter, de vice-voorzitter
en de directeur van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond, door welke vertegenwoordiging
het bedrijfsleven verzekerd is van een zo goed
mogelijke behartiging van de buitengewoon
grote belangen, welke bij de functionnering
van het fonds op het spel staan.
Het bestuur was aan het einde van het ver
slagjaar samengesteld uit de heren Mr. H. L.
s' Jacob, voorzitter van de Sectie Film van de
Raad voor de Kunst, Dr. J. Hulsker, hoofd
van de Afdeling Kunsten van het Ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
Joh. Miedema, J. Weening en J. G. J. Bos
man, respectievelijk voorzitter, vice-voorzitter
en directeur van de Bond.
Nog in 1956 maakte dit bestuur een aanvang
met zijn hoogst verantwoordelijke taak door
liet in behandeling nemen van enige aanvra
gen om financiële hulp, waaruit valt af te
leiden, dat het bedrijfsleven dus onmiddellijk
in positieve zin op de vorming van het fonds
heeft gereageerd.
Instelling ereteken voor het personeel
Reeds eerder had het Hoofdbestuur zich be
raden over de wenselijkheid om van Bonds-
wege op enigerlei wijze uiting te geven aan
waardering voor de trouwe plichtsvervulling
van hen die vele jaren bij eenzelfde onder-
33