en R. Uges Ji\, leden van het Hoofdbestuur,
en de Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman.
De heer Uges bekleedde wederom het voorzit
terschap der commissie.
Voorbereiding Filmweek in 1957
Gezien het succesvolle verloop van de in 1955
te Arnhem gehouden filmweek en in aan
merking genomen de grote betekenis van een
dusdanige nationale filmmanifestatie voor de
filmbelangstelling in ons land en mede daar
door voor het gehele filmbedrijf besloot het
Hoofdbestuur, tegemoetkomend aan het stre
ven om een soortgelijke manifestatie periodiek
te houden, een onderzoek in te stellen naai
de mogelijkheid tot liet organiseren van een
filmweek in 1957. Dit plan werd niet slechts
enthousiast ontvangen door de onderscheiden
organisaties en instellingen op filmgebied,
maar bleek ook de instemming te hebben
van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen. Het Gemeentebestuur van
Arnhem verklaarde zich bereid aan de tot
standkoming van een tweede Filmweek Arn
hem zijn volle medewerking te verlenen. Bij
nadere beschouwing deden zich echter ten
aanzien van Arnhem moeilijkheden van tech
nische aard voor, die noopten af te zien van
het voornemen om aldaar in 1957 opnieuw een
filmweek te houden.
Na de verschillende mogelijkheden voor wat
betreft het organiseren van een filmmanifes
tatie in andere plaatsen te hebben overwogen,
viel de keuze op 's-Gravenhage. De Haagse
exploitanten verklaarden zich bereid aan de
verwezenlijking van een eventuele filmweek
mede te werken en van gemeentewege werd
in principe steun toegezegd.
Het ligt in de bedoeling, evenals zulks is ge
schied ten aanzien van de Filmweek Arnhem
1955, dat de samenwerkende organisaties en
instellingen een afzonderlijke stichting in het
leven zullen roepen, die de organisatie van de
filmweek te 's-Gravenhage in het kader van
het Holland Festival op zich zal nemen.
Behandeling van filmcopieën
Gedurende het verslagjaar heeft het Hoofd
bestuur, hiertoe benaderd door het Bestuur
van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, zich
ernstig beziggehouden met de vraag op welke
wijze de schade, welke ontstaat door onjuiste
en ondoelmatige behandeling van filmcopieën,
valt te beperken. Reeds bij circulaire dd. 18
Maart 1955 heeft het Hoofdbestuur er bij de
leden-exploitanten op aangedrongen er op toe
te zien dat de operateurs de start- en eindstuk
ken van elke acte, voorzover die bij het gebruik
in de bioscoop zijn verwijderd, weer vóór de
verzending op de juiste wijze aan de films
plakken. Het kwam immers steeds meer voor
dat start- en eindstukken zoekraakten en de
copieën door het ontbreken van deze stukken
ernstig werden beschadigd. Hierdoor werden
niet alleen de filmverhuurders gedupeerd,
maar ondervonden ook de exploitanten die de
films nadraaiden nodeloos moeilijkheden. Het
Hoofdbestuur heeft nochtans moeten consta
teren, dat het bedoelde euvel nog steeds voort
duurt en heeft met het oog hierop besloten
om voorzieningen ter zake te treffen.
Inzonderheid is het de bedoeling om voor
schriften uit te vaardigen met betrekking tot
het gebruik van filmacten van bepaalde lengte.
Daarbij zou tevens de kwestie van het aanbren
gen van overneemtekens op de copieën kun
nen worden geregeld. Vele filmbeschadigingen
treden namelijk op door het willekeurig en
ondeskundig aanbrengen van deze tekens.
Voorts overweegt het Hoofdbestuur de invoe
ring van een uniform verzendsysteem voor de
filmcopieën, waardoor eveneens in belangrijke
mate de schade kan worden beperkt, welke
voortspruit uit het beschadigen en zoekraken
van filmacten wegens bet gebruik van de thans
nog veelal toegepaste verpakkingsmethoden.
Het overleg omtrent de invoering van de on-
derwerpelijke, voor het gehele bedrijf hoogst
nuttig te achten maatregelen was aan het ein
de van het verslagjaar nog niet voltooid. Het
Hoofdbestuur streeft er evenwel naar dat deze
maatregelen zo spoedig mogelijk in 1957 hun
beslag zullen krijgen.
Buma
De overeenkomst welke de Bond in de loop
van 1955 met het Bureau voor Muziekauteurs-
recht had gesloten, stelde het tarief vast dat
voor het verkrijgen van toestemming van Bu
ma cm muziek in bioscopen door middel van
films ten gehore te brengen verschuldigd is.
Aangezien deze overeenkomst niet op de cate
gorie der opdrachtfilms die buiten de biosco-
36