voor de bioscooptechniek, de instelling van Bondswege
van eretekenen, uit te reiken aan geëmployeerden met
een ononderbroken dienstverband van 10 respectievelijk
25 of 40 jaar, het voor te schrijven gebruik van speciale
filmcontainers bij de verzending van films in ver
band waarmede onze raad een voorstel voor de finan
ciering formuleerde overweging van het in de kring
der reclamepachters geopperde denkbeeld om meer dan
één reclamefilm per voorstelling te vertonen, en ten
slotte het nimmer aflatende probleem der voorstellingen
buiten het bedrijf, waarvan vooral vele in de provincie
gevestigde leden onrechtmatige concurrentie onder
vinden.
Uit de aard der zaak werd ook de ontwikkeling van de
televisie en in het bijzonder de vertoning van films, met
belangstelling gevolgd en diepgaand besproken.
Zowel in het Dagelijks Bestuur, dat steeds bijeenkwam
ter voorbereiding van de vergaderingen in pleno, als in
de samenstelling van onze raad deden zich een aantal
mutaties voor. De heer A. F. Wolff, die het vorig jaar
ter opvolging van de heer G. J. Milius zitting had
genomen in het Dagelijks Bestuur, legde deze functie
neer bij zijn verkiezing in het Hoofdbestuur; de ver
gadering benoemde de heer L. van Dommelen in de
hierdoor ontstane vacature. Onze Voorzitter, de heer
C. van Willigen en de Vice-Voorzitter, de heer M. J. W.
Peters, die beiden volgens rooster aan de beurt van
aftreden waren, werden als bestuurders herkozen. Dien
tengevolge was ons Dagelijks Bestuur aan het einde van
het verslagjaar als volgt samengesteld: C. van Willigen,
Voorzitter; M. J. W. Peters, Vice-Voorzitter; W. F.
Dubbeldeman, Secretaris; J. van Bentum, Penningmees
ter, en L. van Dommelen, lid.
Zoals reeds vermeld, nam de heer Joh. Miedema af
scheid van onze raad bij zijn benoeming tot Voorzitter
van het Hoofdbestuur; de heer A. F. Wolff hield echter
automatisch zitting in de raad als Voorzitter van de
Afdeling Het Centrum, zodat de vertegenwoordiging
van Hoofdbestuurders in de Afdelingsraad gehandhaafd
bleef op haar vroegere sterkte van vier leden-exploi-
tanten. De heer G. Schepel bezette de vacature in de
afvaardiging van de Afdeling Het Noorden. Voorts be
groetten wij de heer Mr. H. Wilton als nieuw lid; hij
nam de voordien door de heer A. J. A. Huyser bezette
plaats voor de Afdeling 's-Gravenhage in.
Onze raad gaf de gebruikelijke blijken van belangstel
ling bij verschillende gelegenheden die daartoe aanlei
ding gaven; helaas waren deze vaak van droeve aard,
en bijzonder smartelijk werden wij aan het eind van het
afgelopen jaar getroffen door het bericht van overlijden
van de heer H. J. de Vries uit Groningen. Gedurende
tal van jaren nam hij deel aan het werk van onze raad,
en door de gedegenheid en toewijding waarmede hij
zich van zijn taak kweet, evenals door zijn sympathieke
persoonlijkheid, verwierf hij zich de waardering en de
vriendschap van ieder van zijn medeleden.
Zoals reeds werd opgemerkt, laat het resultaat der hier-
voren opgesomde werkzaamheden van ons college zich
ditmaal bezwaarlijk in lapidaire vorm weergeven; dit
geldt dientengevolge evenzeer ten aanzien van een
prognose voor de richting waarin onze activiteit zich
in het voorliggende jaar zal ontwikkelen, zodat dit ver
slag besloten moge worden met de wens dat onze raad
zich in eensgezindheid bereid en in staat zal betonen
om zijn volle aandacht te geven aan de werkzaamheden
ter bevordering van het gezamenlijk bedrijfsbelang.
Amsterdam, 19 Februari 1957.
W. F. DUBBELDEMAN,
Secretaris.
59