Afdeling Amsterdam Voor het eerst sedert jaren gaf het bezoek aan de Amsterdamse bioscopen in 1956 een stijging te zien die, hoewel nog iets achter gebleven bij het landsge- middelde en voor een deel beïnvloed door het ongun stig vacantieweer, waarvan amusements. en ontspan- ningsgelegenheden profiteerden, reden tot voldoening oplevert. Temeer is dit het geval, omdat die stijging zich voordoet ondanks het toenemend aantal televisie toestellen, dat mogelijkerwijs een factor in de concur rentie kan betekenen. Onze vreugde wordt uiteraard getemperd, zodra wij be denken, dat de toeneming van het bezoek, mede veroor zaakt door een kleine uitbreiding van het theaterpark, verre achtergebleven is bij de groei van de bevolking en de ruimere bestedingsmogelijkheden. De ontvangstcijfers laten eveneens een lichte stijging zien, enerzijds toe te schrijven aan genoemde factoren, anderzijds aan het effect van de belastingherziening. Door de gestage verzwaring van lasten gaat het ver hoopte voordeel voor het bedrijf echter praktisch te loor; de situatie is eigenlijk zó, dat het nieuwe jaar indien de stijgende lijn van bezoek en inkomsten zich niet zou voortzetten het bedrijf met nieuwe zorgen confronteert. Interessant is in dit opzicht te vernemen, dat de gemeente Amsterdam, geheel in tegen stelling tot de van de zijde van de Wethouder destijds bij de belastingherziening in de gemeenteraad gegeven prognose, meer aan belasting uit dit bedrijf ontvangen heeft dan ooit tevoren en aanzienlijk meer dan was begroot. Ten opzichte van 1955 steeg het bezoek in het verslag jaar met 5,6%. De netto-recettes gingen ten opzichte van 1955 met 9% vooruit. Er werden in het afgelopen jaar vijf Bestuurs- en vijf ledenvergaderingen gehouden. Het Bestuur bestond uit de volgende personen: W. K. G. van Royen, Voorzitter; W. F. Dubbeldeman, Vice-Voorzitter; J. van der Horst, Secretaris; C. J. Blad, Penningmeester en W. Hulshoff Pol, lid. In deze samenstelling kwam geen verandering, daar de periodiek aftredende Bestuursleden, de heren J. van der Horst, C. J. Blad en W. Hulshoff Pol, tijdens de jaarvergadering in hun respectieve functies werden herkozen. Het periodiek aftredend lid van de Afdelings- raad, de heer W. Hulshoff Pol, werd eveneens door het Bestuur herbenoemd. De jaarlijkse ledenvergadering herbenoemde voorts het periodiek aftredend lid van de Ledenraad, de heer C. J. Blad. Een niet gering aantal leden-exploitanten, respectieve lijk bestuurders van de Amsterdamse bioscopen, nam actief deel aan de organisatorische arbeid in Bonds colleges, alsmede in verenigingen, stichtingen en com missies, waarmede het film- en bioscoopbedrijf in meer of mindere mate contacten heeft. Er vonden in de Afdeling geen schokkende gebeurte nissen plaats, verband houdende met de bedrijfsvoering of het organisatiewerk. De taak van het Bestuur bestond voornamelijk uit de afdoening van de lopende zaken, de behandeling van enige aangelegenheden, welke in dit verslag nog zullen worden gereleveerd, alsmede de voorbereiding van de jaarlijkse ledenvergadering en de buitengewone leden vergaderingen, welke laatste alle werden gehouden ter bespreking van door het Hoofdbestuur bij de Bonds ledenvergadering, respectievelijk de Ledenraad inge diende voorstellen, alsmede de Hoofdbestuursverkie zingen. De voorstellen van het Hoofdbestuur betroffen de vast stelling van een nieuw Bedrijfsbesluit Deviezenregeling, een Bedrijfsreglement Reclame, een Bedrijfsreglement Algemene Leveringsvoorwaarden van de Leden-Film- fabrikanten, een wijziging van het Aanvullingsregle ment Bondsvoorwaarden, (waarmede de uitzondering voor zogenaamde cinemascope-films en colossals ver viel) de instelling van een Productiefonds, de wijziging van de Regeling van Lonen en Andere Arbeidsvoor waarden in het Bioscoopbedrijf, alsmede de invoering van een Bedrijfspensioenregeling met bijbehorend voor ontwerp, uitvoerige toelichting, concept-statuten en -pensioenreglement. Behoudens op enkele ondergeschikte punten konden de leden der Afdeling zich ten volle met deze voorstellen verenigen. Zij waren zich er terdege van bewust, dat een aantal daarvan, in het bijzonder de gewijzigde Loonregeiing en het Pensioenfonds, het bedrijf nieuwe lasten zou opleggen, nog afgezien van de extra kosten die de invoering van het Staatspensioen medebrengt. Zij hebben deze lasten aanvaard met een open oog voor de realiteit van de huidige sociale ontwikkeling, inzon derheid in het besef van de verantwoordelijkheid, welke de ondernemers in het film- en bioscoopbedrijf hierbij te dragen hebben. In de jaarlijkse ledenvergadering, welke op 24 Februari werd gehouden, kwamen uitsluitend aan de orde de reglementair voorgeschreven agendapunten, namelijk het jaarverslag van de Secretaris, de heer J. van dei- Horst, de rekening en verantwoording over 1955, als mede de begroting voor 1956 van de Penningmeester, de heer C. J. Blad, en ten slotte de voorziening in de vacatures, ontstaan door het periodiek aftreden van drie Bestuursleden en het lid van de Ledenraad. De jaarstukken werden onder dankzegging aan de Secretaris en Penningmeester goedgekeurd. Bij het punt voorziening in de Bestuursvacatures (de drie aftreden de Bestuurders hadden zich herkiesbaar gesteld) werd staande ter vergadering door de heer A. J. A. Huyser als candidaat voorgedragen de heer Mr. H. Wilton, directeur van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van het City Theater te 's-Gravenhage. Dit had tot gevolg, dat per vacature een stemming nodig was. De drie periodiek aftredende Bestuursleden alsook het perio diek aftredend lid van de Ledenraad werden, zoals in de aanvang van het verslag reeds vermeld, herbenoemd. In verschillende ledenvergaderingen werd opnieuw ern stig geklaagd over de critieken van sommige hoofd stedelijke filmrecensenten, die naar de mening van de leden meer een pennekrabbel ten beste geven, waar mede zij trachten een bepaalde groep van hun lezers te vermaken ten koste van film en bedrijf dan dat zij een bezonken oordeel geven, dat tot lering strekken kan. Ter voorziening in de vacatures in het Bestuur van de Stichting Bio-Vacantieoord herbenoemde het Bestuur 66

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1956 | | pagina 66