Vermakelijkheidsbelasting Bij beschouwing van de ontwikkeling op het gebied der vermakelijkheidsbelasting op bio scoopvoorstellingen gedurende het verslagjaar valt wederom te constateren, dat een aantal gemeenten besloten heeft de zware belasting druk op de plaatselijke bioscoopexploitaties te verzachten. In tien gemeenten, te weten: Barneveld, Bergen op Zoom, Breda, Eindho ven, Geleen, 's-Hertogenbosch, Maasbracht, Maastricht, Nijmegen en Stein, hebben de ge meentebesturen de vermakelijkheidsbelasting tot redelijker percentages verlaagd, hetgeen tot gevolg heeft dat aan het einde van 1956 van de 310 gemeenten waar bioscopen zijn gevestigd, 280 gemeenten de belasting hadden verlaagd tot een tarief van 25% of minder. Het feitelijke landelijke heffingspercentage geeft mede als uitvloeisel van deze verlagingen een daling te zien van 24,2 in 1955 tot 23,8 in 1956. De onderhavige herzieningen kwamen dikwijls tot stand na intensieve voorbereiding en moei zame onderhandelingen. In deze alsook in een aantal andere gevallen werd ter zake van de te volgen gedragslijn overleg gepleegd met het Hoofdbestuur en werden met medewerking van het Bondsbureau adressen bij de gemeen tebesturen ingediend. De Voorzitter en de Directeur van de Bond voerden met enige gemeentebesturen besprekingen. Deze voort durende activiteit van de organisatie betrof in het verslagjaar de gemeenten Almelo, Bergen op Zoom, Breda, Dordrecht, Enschede, Hen gelo, 's-Hertogenbosch en Tilburg. Bijzondere aandacht moest worden besteed aan de ontwikkeling in Bergen op Zoom. De plaatselijke exploitanten hadden reeds meer malen pogingen in het werk gesteld om tot verlaging van het tarief van 35% te geraken, welke pogingen reeds in September 1954 wa ren aangevangen. In het kader van een her nieuwd verzoek tot verlaging werden door de Bondsdirecteur in overleg met de exploitanten besprekingen gevoerd zowel met de wethouder van financiën als met de voorzitters der groot ste raadsfracties. Het verzoek werd evenwel op 24 Februari van het verslagjaar door het ge meentebestuur van de hand gewezen, hoewel kon worden aangetoond dat de ontvangsten aan vermakelijkheidsbelasting op bioscoop voorstellingen sedert 1947, het jaar vooraf gaande aan de verhoging, bijna waren verdub beld, terwijl de bioscooprecettes daarentegen nauwelijks waren toegenomen, zulks in tegen stelling tot de stijging der bedrijf somzetten in het algemeen. De exploitanten konden zich bij het besluit van de gemeenteraad om het belastingpercen tage op 35 te handhaven niet neerleggen, te meer daar voor andere vermakelijkheden een tarief van 20% gold. Zij achtten deze discrimi natie van het bioscoopbedrijf onrechtvaardig. In samenwerking met het Hoofdbestuur be sloten zij bij de exploitatie van hun bedrijven een aantal maatregelen te nemen dat tot ge volg zou hebben, dat de gemeente geen grotere opbrengst aan vermakelijkheidsbelasting zou ontvangen dan wanneer een tarief van 20% zou gelden. Dit tarief werd ook geheven voor dat de verhoging tot 35% tot stand kwam. Door deze exploitatiemethode zou men het ge meentebestuur immers kunnen aantonen, dat er budgetair gezien geen gegronde argumen ten voor de handhaving van het hoge percen tage kunnen worden aangevoerd. Teneinde de noodzakelijke reorganisatie van hun zaken met liet oog op de uitvoering van het voornemen voor te bereiden, sloten de exploitanten hun theaters gedurende een tweetal weken. Deze actie, welke met krachtige steun van het Hoofdbestuur werd gevoerd, had een succesvol verloop, daar de gemeenteraad van Bergen op Zoom in zijn vergadering van 23 Maart besloot de belasting te verlagen tot 25%, welke tarief, gelet op de in de rest van het land geldende percentages, als redelijk werd aanvaard. Aangezien er dus geen noodzaak bestond om

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1956 | | pagina 6