is, meent het Bestuur, dat door dit initiatief in een behoefte zal worden voorzien. Hoewel het zich niet ontveinst, dat aan de samenstelling van een handboek zeer veel werk is verbonden, zal worden getracht het eerste deel medio 1957 te laten verschijnen en het tweede deel tegen het einde van dat jaar. 1955/1956 Ten aanzien van het jongste verslagjaar zij nog ver meld, dat zich in het Bestuur één mutatie heeft voor gedaan. De heer J. H. van Kerkwijk legde namelijk wegens ver andering van werkzaamheden zijn functie neer en in zijn plaats werd op voordracht van de Algemene Be- drijfs Bond door het Hoofdbestuur van de Nederland- sche Bioscoop-Bond de heer H. J. Zwart benoemd. Met inbegrip van deze verandering zag het Bestuur er ge durende het afgelopen jaar als volgt uit: W. F. Dubbeldeman, Voorzitter; G. H. Groenewegen, Penningmeester; O. P. Besseling. A. Hakhof, F. v. d. Heyden, D. Meenhorst, E. F. W. Trijssenaar, H. J. Zwart, ledenL. Claassen, Secretaris. In de verslagperiode begonnen twee nieuwe schriftelijke cursussen, te weten in September 1955 en Januari 1956 met respectievelijk 43 en 35 deelnemers. Aan deze laatste cursus zijn tegen het eind van het verslagjaar nog acht militairen toegevoegd. Bovendien namen 33 cursisten deel aan de opleiding ter verkrijging van het nractijkcertificaat. Het herschrijven van de cursus kwam in dit verslagjaar gereed en volgens de ervaringen, welke door de cor rectoren zijn opgedaan, heeft de gewijzigde tekst geleid tot een merkbare verbetering van de kennis en het begrip der cursisten, speciaal van de theoretische onder werpen. Er werd ook dit jaar met de correctoren J. H. van Peursem, P. H. A. Lankester, J. Schipper en R. de Vries op uitstekende wijze samengewerkt en mede dank zij hun deskundigheid deed zich geen enkele moeilijk heid voor. Ter aanvulling van de reeds genoemde totaalcijfers inzake het examen 1956 diene nog, dat het examen ter verkrijging van het diploma-A of B een normaal ver loop had, dat wil zeggen, dat het aantal geslaagden ten opzichte van vorige jaren geen bijzondere afwijkingen vertoonde. (1955: 66%; 1956: 62%). Bij het examen ter verkrijging van het practijkcertifi- caat waren de resultaten daarentegen zeer slecht. Slechts 42% der candidaten slaagden tegen 61% in 1955. Evenals in 1954, toen het aantal afgewezenen voor dit examen 50% van het totaal bedroeg, was er ook thans weer sprake van onvoldoende voorbereiding. Zulks on danks het feit, dat tevoren de gelegenheid was geboden om zich door middel van oefenvragen op het examen *e prepareren. Ten aanzien van het onderwerp grootbeeldprojectie, dat dit jaar aan het examenprogramma was toegevoegd, moest worden geconstateerd, dat het ontbreken van voldoende kennis van de nieuwe projectie- en geluids systemen bijna steeds samenging met een gemis aan kennis betreffende de normale cabinepractijk respec tievelijk brandveiligheidsvoorschriften. In de toekomst zal moeten worden onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om hierin ver betering te brengen. Gedacht wordt daarbij aan de mogelijkheid van een soort verplicht vóór-examen in schriftelijke vorm. Op deze wijze kan dan enige selectie plaatsvinden, waardoor op het eigenlijke examen veel tijd- en energieverspilling vermeden kan worden. De omvang van de werkzaamheden van het Secretariaat kan reeds enigermate uit het vorenstaande worden af geleid en hangt voorts betrekkelijk nauw samen met het aantal cursisten. Als voorbeeld moge dienen, dat de laatste jaren het aantal ingekomen stukken gemiddeld 1250 bedraagt en het aantal uitgaande brieven 1000 per jaar. Voorts wor den met inbegrip van de examenstukken enige duizen den gestencilde stukken per jaar verzonden, waarbij dan nog komen de wekelijkse leszendingen, welke thans gemiddeld 4000 a 5000 stuks per jaar belopen. Terugziende op hetgeen in de afgelopen tien jaren werd bereikt, kan het Bestuur met voldoening constateren, dat de operateursopleiding en wat daarmede samen hangt, zich een vaste plaats in het bioscoopbedrijf heeft verworven, waarbij de aanvankelijk nogal eens gehoor de critiek van de kant van de werkgevers, dat het de operateurs nodeloos moeilijk werd gemaakt, in de meeste gevallen is veranderd in een volmondige erken ning van de noodzaak en het belang ener grondige vakopleiding. Er mag thans worden vastgesteld, dat de overgangs- neriode met succes is voltooid en dat de aandacht nu in hoofdzaak gericht kan worden op de jongere gene ratie, zijnde de operateurs van de toekomst. Het is niet geheel toevallig, dat juist bij deze kentering de plannen tot het samenstellen van het eerder ge noemde handboek verwezenlijkt worden. Ook bij het schriftelijk onderwijs zal van 1 Januari 1957 af van de tekst van dit handboek gebruik gemaakt worden in dier voege, dat wekelijks gedeelten daarvan aan de cursisten ter bestudering zullen worden toegezonden onder bij voeging van losse vragenlijsten. De toekomstige cursis ten hebben op deze wijze na de voltooiing van hun studie tevens het complete handboek in hun bezit. Door zijn losbladige uitvoering zal dit werk ruime mogelijkheden bieden om operateurs, adspirant-opera- teurs en verdere belangstellenden met behulp van supplementen regelmatig op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op bioscooptechnisch terrein, het geen gelet op de technische revolutie, welke zich de laatste jaren in het bioscoopbedrijf heeft voltrokken en waarvan het eind nog niet in zicht is, van groot belang zal kunnen zijn. Resumerende kunnen wij stellen, dat er thans sprake is van een hechte basis, waardoor de komende jaren voor wat betreft de operateursopleiding in Nederland met vertrouwen tegemoet gezien kunnen worden. Wij willen niet nalaten om ten besluite van dit over zicht onze dank en erkentelijkheid uit te spreken aan het adres van al degenen, die de respectieve Besturen in welke kwaliteit en op welke wijze dan ook, in de loop der jaren met raad en daad ter ziide hebben ge staan en daardoor mede hebben bijgedragen aan het bereiken van de huidige stand van zaken op het gebied van de vakopleiding voor operateurs. In het bijzonder geldt dit ten opzichte van de Nederlandsche Bioscoop- Bond, welks Hoofdbestuur door het voteren van jaar lijkse subsidies de ontplooiing van het werk onzer Stichting mogelijk heeft gemaakt. Amsterdam, November 1956. L. CLAASSEN. Secretaris. 84

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1956 | | pagina 83