Hoofd bestuur sar beid
33
De vele belangrijke vraagstukken, welke in het
jaar 1959 in de vergaderingen van het Hoofd
bestuur aan de orde zijn gesteld, vormen een
bewijs voor de onafgebroken waakzaamheid
van het bestuurscollege van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond ten aanzien van de algehele
positie van het Nederlandse film- en bioscoop
bedrijf en de bedrijfsbelangen der leden in
het bijzonder. De enorme ontwikkeling op het
terrein van het vermaak in de ruimste zin
levert immers voor de ondernemingen, die bij
de Bond zijn aangesloten, in tweeërlei op
zicht een beperking op, namelijk ten opzichte
van de bestedingsmogelijkheden door het
publiek van de vrije tijd en van dat deel van
het inkomen, dat het publiek voor zijn vrije
tijdsbesteding wil bestemmen.
In deze zware concurrentiestrijd streeft het
Hoofdbestuur van de bedrijfsorganisatie er
naar, voorzover zulks binnen zijn vermogen
ligt, maatregelen te ontwikkelen, die ertoe
kunnen bijdragen de huidige plaats van het
film- en bioscoopbedrijf in de Nederlandse
samenleving te handhaven en zo mogelijk te
versterken. Het ligt voor de hand, dat hierbij
de internationale ontwikkeling en inzonder
heid de langzaam maar zeker voortschrijden
de Europese integratie, afhankelijk als deze
bedrijfstak in hoofdzaak is van de buiten
landse productie, niet te verwaarlozen fac
toren zijn.
Het zal duidelijk zijn, dat de behandeling
der algemene problemen, waarvan hier sprake
is, veel van de vergadertijd van het Hoofd
bestuur in beslag heeft genomen en veel van
het inzicht en de werkkracht van de leden
van het College heeft gevergd. Op de gehele
bestuursarbeid van het Hoofdbestuur hebben
de bewuste problemen trouwens hun stempel
gezet en het laat zich aanzien, dat het Col
lege zijn taken ook in de toekomst meer in
het licht van de grote vraagstukken, waar
mede het bedrijf heeft te kampen, zal hebben
te vervullen en dat hierdoor hoge eisen zullen
worden gesteld aan de Hoofdbestuurderen.
In dit jaarverslag, en met name in dit hoofd
stuk, wordt uitvoerig ingegaan op de activi
teiten, welks het Hoofdbestuur in 1959 heeft
ontplooid. Hier zij gewezen op enige algemene
belangrijke aspecten van de werkzaamheid
van het Hoofdbestuur.
Zeer veel aandacht heeft het College besteed
aan het lastenvraagstuk. Vooral de heffing
van vermakelijkheidsbelasting op bioscoop
voorstellingen is meer dan ooit als het knel
punt voor onze ondernemingen te beschouwen,
nu de concurrerende invloed van de televisie
zich steeds sterker doet gevoelen. Het Hoofd
bestuur heeft er zich voor beijverd voor het
film- en bioscoopbedrijf te geraken tot een
billijker concurrentiepositie ten opzichte van
het toch al zo bevoorrechte medium der tele
visie. Het streven van het Hoofdbestuur maat
regelen te ontwikkelen tot stimulering van
filmbelangstelling en bioscoopbezoek, waarbij
het College van advies wordt gediend door
een studiecommissie ad hoc, beoogt langs
andere weg de positie van het film- en bio
scoopbedrijf te versterken. De organisatie van
de Filmweek, voor de tweede maal in Arnhem
gehouden, dient mede vanuit dit streven te
worden bezien.
Van de organisatorische werkzaamheden in
engere zin hebben de voorbereiding, uitvoe
ring en toepassing van reglementen en beslui
ten uiteraard weer een voorname plaats inge
nomen. Hierbij kan onder andere gewag wor
den gemaakt van een wijziging van het Alge
meen Bedrij f sreglement en het Reglement van
de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Film
producenten, van de totstandkoming van het
Bedrijfsreglement op de Geschenkbonnen en
het Bedrijfsbesluit inzake de Programmering,
alsmede van de prolongatie van het Bedrijfs
besluit ter zake van de Filmvertoning-. De
functie van de Bond als centrale werkgevers-