34 organisatie van de ondernemingen in het Ne derlandse film- en bioscoopbedrijf leidde tot een intensief mondeling en schriftelijk contact met autoriteiten en instellingen op onderschei den gebieden. Bij de aanvang van het verslagjaar was het Hoofdbestuur samengesteld uit de heren Joh. Miedema, Voorzitter; H. S. Boekman, Vice- Voorzitter; R. Uges, Secretaris; W. K. G. van Royen, Penningmeester; D. J. van Leen, Ge delegeerde; M. Desmet, L. Groen, J. P. M. A. Smulders en A. F. Wolff, leden. Van de Hoofdbestuursleden waren aan de beurt van aftreden de heren L. Groen, D. J. van Leen en W. K. G. van Royen. Voor de vacature van de heer Groen en die van de heer Van Leen werden deze heren respectie velijk candidaat gesteld, terwijl voor de vaca ture van de heer Van Royen behalve deze ook de heren W. F. Dubbeldeman te Amster dam en J. Nijland Jr. te Utrecht candidaat werden gesteld. De heer Dubbeldeman besloot evenwel zijn candidaatstelling niet te aan vaarden. Op de jaarlijkse algemene ledenvergadering, welke op 6 April te Amsterdam werd gehou den, werden de heren Groen en Van Leen bij enkele candidaatstelling herbenoemd, terwijl de heer J. Nijland Jr. werd gekozen in de plaats van de heer W. K. G. van Royen. Daarmede kwam een einde aan diens Hoofd bestuurschap, dat zich over een tijdvak van 23 jaren heeft uitgestrekt. Gedurende die jaren heeft de heer Van Royen steeds de functie van Penningmeester vervuld. Het Hoofdbestuur benoemde ter voorziening in de vacatures van Penningmeester en Gedele geerde in het Dagelijks Bestuur onderschei denlijk de heren A. F. Wolff en L. Groen. Gedurende 1959 traden geen verdere wijzi gingen in het Hoofdbestuur op, zodat het College aan het einde van het jaar de volgen de samenstelling had: Joh. Miedema, Voor zitter; H. S. Boekman, Vice-Voorzitter; R. Uges, Secretaris; A. F. Wolff, Penningmees ter; L. Groen, Gedelegeerde; M. Desmet, D. J. van Leen, J. Nijland Jr. en J. P. M. A. Smulders, leden. Het Hoofdbestuur vergaderde in 1959 17 maal (13 vergaderingen in 1958). Het Dagelijks Bestuur kwam in het verslagjaar 19 keer bijeen (16 maal in 1958). Voorbereiding wan Reglementen en Besluiten In de vergadering van de Ledenraad dd. 6 Januari werd overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbestuur besloten het Bedrij f sbesluit in zake de Uitvoering der Deviezenregeling wederom met een jaar tot 1 Januari 1960 te verlengen. In de loop van het verslagjaar werden de laatste deviezenbeperkingen voor de import uit de zogenaamde dollarlanden door De Ne- derlandsche Bank- N.V. opgeheven, waardoor niet langer de motieven golden, die in 1947 aanleiding hadden gegeven tot het vaststellen van het Bedrijfsbesluit Deviezenregeling, te weten de deviezenquotering voor de import van belichte films. Het Hoofdbestuur kwam echter tot de slotsom, dat de meeste bepalin gen van het besluit in de loop der jaren, afgezien van hun betekenis in het raam der deviezenvoorschriften, toch ook wel in belang rijke mate een gevarieerde samenstelling der bioscoopprogramma's hadden bevorderd. Met het oog op dit karakter der bewuste bepa lingen besloot het Hoofdbestuur een voorstel bij de Ledenraad in te dienen tot vaststelling van een Bedrijfsreglement in zake de Pro grammering, dat nagenoeg met het expireren de Bedrijfsbesluit Deviezenregeling zou over eenkomen, zulks met eliminering van datgene wat alleen onder de vigueur van het deviezen- beheer zin had. Het voorstel van het Hoofdbestuur kwam in behandeling in de vergadering van de Leden raad, die op 17 November te Amsterdam is gehouden. De Raad achtte het gewenst zich nader uitvoerig over de gehele materie te beraden en besloot de oude bepalingen van het Bedrijfsbesluit Deviezenregeling met een jaar te prolongeren, met dien verstande, dat de naam van dit besluit werd gewijzigd in Bedrijfsbesluit inzake de Programmering. Nog in 1958 had het Hoofdbestuur een voor stel aanhangig gemaakt bij de Ledenraad om het Bedrijfsreglement ter zake van de Film vertoning, dat op 31 December 1958 zou expi reren, opnieuw met een jaar te verlengen. Krachtens dit reglement was het de exploitan ten toegestaan per speelweek twee hoofdfilms te vertonen, daargelaten de mogelijkheid tot het vertonen van een derde hoofdfilm op een der laatste dagen van de vertoningsweek -

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 35